Home

Samenvatting van het arrest

Samenvatting van het arrest

Zaak C-192/12 PPU

Melvin West

(verzoek van de Korkein oikeus om een prejudiciële beslissing)

„Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken — Kaderbesluit 2002/584/JBZ — Europees aanhoudingsbevel en procedures van overlevering tussen lidstaten — Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met oog op tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel — Artikel 28 — Verdere overlevering — ‚Keten’ van Europese aanhoudingsbevelen — Tenuitvoerlegging van derde Europees aanhoudingsbevel tegen dezelfde persoon — Begrip ‚uitvoerende lidstaat’ — Toestemming voor overlevering — Prejudiciële spoedprocedure”

Samenvatting van het arrest

1.        Justitiële samenwerking in strafzaken — Kaderbesluit betreffende Europees aanhoudingsbevel en procedures van overlevering tussen lidstaten —Aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met oog op tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel — Verdere overlevering — Voorwaarde — Toestemming van uitvoerende lidstaat — Begrip uitvoerende lidstaat in geval van meerdere overleveringen tussen lidstaten krachtens opeenvolgende Europese aanhoudingsbevelen — Lidstaat die als laatste heeft overgeleverd

(Kaderbesluit 2002/584 van de Raad, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, art. 28, lid 2)

2.        Justitiële samenwerking in strafzaken — Kaderbesluit betreffende Europees aanhoudingsbevel en procedures van overlevering tussen lidstaten — Doel — Vervangen van stelsel van uitlevering tussen lidstaten door stelsel van overlevering tussen gerechtelijke autoriteiten

(Kaderbesluit 2002/584 van de Raad, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299)

3.        Justitiële samenwerking in strafzaken — Kaderbesluit betreffende Europees aanhoudingsbevel en procedures van overlevering tussen lidstaten — Beginsel van wederzijdse erkenning — Draagwijdte

(Kaderbesluit 2002/584 van de Raad, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, art. 1, lid 2)

1.        Uit de bewoordingen van artikel 28, lid 2, van kaderbesluit 2002/584 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten volgt dat wanneer geen van de in dat artikel voorziene uitzonderingen van toepassing is, een persoon die aan de uitvaardigende lidstaat is overgeleverd krachtens een Europees aanhoudingsbevel, slechts met „toestemming van de uitvoerende lidstaat” door deze staat kan worden overgeleverd aan een andere lidstaat dan de „uitvoerende lidstaat” krachtens een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd voor een strafbaar feit dat is gepleegd vóór zijn overlevering. Ook al heeft dit artikel niet expliciet een situatie voor ogen waarin de gezochte persoon voorwerp is van opeenvolgende verzoeken om overlevering, verwijst het begrip „uitvoerende lidstaat” in het stelsel dat is ingevoerd bij deze bepaling — die betrekking heeft op de verdere overlevering door de uitvaardigende lidstaat van een persoon die hem reeds is overgeleverd —, naar de lidstaat die is overgegaan tot de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel uit hoofde waarvan de betrokkene aan die uitvoerende lidstaat is overgeleverd en die aan deze laatste de bevoegdheid verleent om deze persoon, als uitvoerende lidstaat, aan een andere lidstaat over te leveren.

Derhalve moet artikel 28, lid 2, van het kaderbesluit aldus worden uitgelegd dat, wanneer een persoon voorwerp is geweest van meer dan één overlevering tussen lidstaten krachtens opeenvolgende Europese aanhoudingsbevelen, de verdere overlevering van deze persoon aan een andere lidstaat dan die welke hem als laatste heeft overgeleverd, uitsluitend onderworpen is aan toestemming van de lidstaat die tot die laatste overlevering is overgegaan. Deze uitlegging versterkt het bij het kaderbesluit ingevoerde overleveringsstelsel ten voordele van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, in overeenstemming met het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan. Door immers de gevallen te beperken waarin de uitvoerende rechterlijke autoriteiten van de bij de opeenvolgende overleveringen betrokken lidstaten kunnen weigeren toestemming voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel te geven, faciliteert een dergelijke uitlegging alleen maar de overlevering van gezochte personen, in overeenstemming met het in artikel 1, lid 2, van het kaderbesluit vastgelegde beginsel van wederzijdse erkenning, dat de bij dit besluit ingestelde wezenlijke regel is.

(cf. punten 50, 51, 62, 80 en dictum)

2.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 54)

3.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 54, 55, 62)