Home

Zaak C-367/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Unabhängige Verwaltungssenat des Landes Oberösterreich (Oostenrijk) op 1 augustus 2012 — Corinna Prinz-Stremitzer, Susanne Sokoll-Seebacher

Zaak C-367/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Unabhängige Verwaltungssenat des Landes Oberösterreich (Oostenrijk) op 1 augustus 2012 — Corinna Prinz-Stremitzer, Susanne Sokoll-Seebacher

27.10.2012

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 331/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Unabhängige Verwaltungssenat des Landes Oberösterreich (Oostenrijk) op 1 augustus 2012 — Corinna Prinz-Stremitzer, Susanne Sokoll-Seebacher

(Zaak C-367/12)

2012/C 331/20

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Unabhängiger Verwaltungssenat des Landes Oberösterreich

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Corinna Prinz-Stremitzer, Susanne Sokoll-Seebacher

Andere belanghebbenden: Tanja Lang, Susanna Zehetner

Prejudiciële vragen

1)

Staan het wettigheidsvereiste van artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) en/of het transparantievereiste van artikel 49 VWEU in de weg aan een nationale regeling als de in de hoofdgedingen betwiste bepaling van § 10, lid 2, punt 3, Apothekengesetz (hierna: „ApG”), volgens welke het criterium van de behoefte aan de oprichting van een nieuwe openbare apotheek niet minstens met betrekking tot de wezenlijke hoofdlijnen reeds in de wet zelf is geregeld, maar de nadere bepaling van belangrijke inhoudelijke aspecten ervan overlaat aan de nationale rechtspraak, aangezien daardoor niet kan worden uitgesloten dat voor bepaalde nationale belangstellenden en voor deze categorie in haar geheel tegenover onderdanen van andere lidstaten een aanzienlijk concurrentievoordeel ontstaat?

2)

Indien deze eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord, staat artikel 49 VWEU dan in de weg aan een nationale regeling als § 10, lid 2, punt 3, ApG, die voor het wezenlijke criterium van het behoefteonderzoek een starre limiet van 5 500 personen vaststelt zonder dat volgens de wet van deze basisregel kan worden afgeweken, aangezien daardoor de facto niet (zonder meer) lijkt gewaarborgd te zijn dat het doel coherent wordt bereikt in de zin van de punten 98 tot en met 101 van het arrest van het Hof van 1 juni 2010, [Blanco Pérez en Chao Gómez, C-570/07 en C-571/10, Jurispr. blz. I-4629]?

3)

Indien ook de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord, staan artikel 49 VWEU en/of artikel 47 van het Handvest dan in de weg aan een regeling als artikel 10, lid 2, punt 3, ApG, waarvan de nadere bijzondere criteria met betrekking tot het behoefteonderzoek voortvloeien uit de rechtspraak van de hoogste nationale rechterlijke instanties — zoals voorrang in de tijd van de aanvraag; blokkerende werking van de lopende procedure voor latere belangstellenden; wachttermijn van twee jaar bij afwijzing van de aanvraag; criteria voor de berekening van „permanente bewoners” en „vaste passanten” en voor de scheiding van het klantenpotentieel wanneer de omgeving met een straal van vier kilometer rond twee of meer apotheken elkaar overlapt; enz. — aangezien daardoor een voorzienbare en berekenbare uitvoering van deze bepaling binnen een redelijke termijn niet in de regel mogelijk wordt gemaakt en dus (zie reeds aangehaald arrest Blanco Pérez en Chao Gómez, punten 98-101 en 114-125) de concrete geschiktheid ervan gelet op de noodzaak om het doel coherent te bereiken niet is aangetoond en/of een adequate farmaceutische zorg de facto niet kan worden gewaarborgd en/of een bepaalde vorm van discriminatie van nationale belangstellenden onderling of tussen deze categorie en belangstellende onderdanen van andere lidstaten kan worden vastgesteld?