Home

Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 13 juni 2012. # GREP GmbH tegen Freitstaat Bayern. # Verzoek om een prejudiciële beslissing: Landesgericht Salzburg - Oostenrijk. # Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering - Handvest van Grondrechten van Europese Unie - Artikelen 47 en 51, lid 1 - Uitvoering van Unierecht - Beroep tegen verklaring van uitvoerbaarheid van in andere lidstaat gegeven beslissing tot beslaglegging - Effectieve rechterlijke bescherming - Recht op toegang tot rechter - Rechtsbijstand - Nationale regeling waarbij rechtsbijstand aan rechtspersonen wordt geweigerd. # Zaak C-156/12.

Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 13 juni 2012. # GREP GmbH tegen Freitstaat Bayern. # Verzoek om een prejudiciële beslissing: Landesgericht Salzburg - Oostenrijk. # Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering - Handvest van Grondrechten van Europese Unie - Artikelen 47 en 51, lid 1 - Uitvoering van Unierecht - Beroep tegen verklaring van uitvoerbaarheid van in andere lidstaat gegeven beslissing tot beslaglegging - Effectieve rechterlijke bescherming - Recht op toegang tot rechter - Rechtsbijstand - Nationale regeling waarbij rechtsbijstand aan rechtspersonen wordt geweigerd. # Zaak C-156/12.





Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 13 juni 2012 —
GREP/Freistaat Bayern

(Zaak C-156/12)

„Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering — Handvest van Grondrechten van Europese Unie — Artikelen 47 en 51, lid 1 — Uitvoering van recht van Unie — Beroep tegen verklaring van uitvoerbaarheid van in andere lidstaat gegeven beslissing tot beslaglegging — Effectieve rechterlijke bescherming — Recht op toegang tot rechter — Rechtsbijstand — Nationale regeling waarbij rechtsbijstand aan rechtspersonen wordt geweigerd”

1.                     Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening nr. 44/2001 — Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen — Doel van betrokken artikelen van die verordening (Verordening nr. 44/2001 van de Raad) (cf. punt 32)

2.                     Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken — Verordening nr. 44/2001 — Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen — Beroep tegen verklaring van uitvoerbaarheid van beschikking tot beslaglegging — Beroep dat uitvoering van recht van Unie in zin van artikel 51 van Handvest van grondrechten van Europese Unie vormt — Mogelijkheid om in artikel 47 van dit handvest verankerd beginsel van effectieve rechterlijke bescherming in te roepen (Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, art. 47 en 51; verordening nr. 44/2001 van de Raad, art. 43) (cf. punten 31, 33-35, 37, 43 en dictum)

3.                     Recht van Europese Unie — Beginselen — Recht op effectieve rechterlijke bescherming — Verankering in Handvest van grondrechten van Europese Unie — Nationale regeling die vordering in rechte afhankelijk stelt van betaling van voorschot op proceskosten en/of van bijstand van advocaat — Rechtspersoon die niet in staat is dit voorschot te betalen, uitgesloten van rechtsbijstand — Toelaatbaarheid — Voorwaarden — Beoordeling door nationale rechter (Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, art. 47) (cf. punten 38-42, 44-47 en dictum)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Landesgericht Salzburg — Uitlegging van artikel 51, lid 1, eerste volzin, en van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alsmede, subsidiair, van artikel 43, lid 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1) en van artikel 6, lid 1, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden — Werkingssfeer van het Handvest van de grondrechten — Procedure van tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat gegeven beslissing — Recht op rechtsbijstand — Toelaatbaarheid van een nationale regeling die weigert dit recht toe te kennen aan rechtspersonen

Dictum

Een beroep dat wordt ingesteld krachtens artikel 43 van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, teneinde op te komen tegen een verklaring van uitvoerbaarheid van een beschikking tot beslaglegging overeenkomstig de artikelen 38 tot en met 42 van die verordening en waarbij conservatoir beslag wordt gelast, vormt een tenuitvoerlegging van het recht van de Unie in de zin van artikel 51 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Het in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde beginsel van effectieve rechterlijke bescherming kan het recht op vrijstelling van betaling van gerechtskosten en/of van de kosten van bijstand door een advocaat in het kader van een dergelijk beroep omvatten.

Het staat echter aan de nationale rechter, na te gaan of de voorwaarden voor verlening van dergelijke bijstand een beperking van het recht op toegang tot de rechter vormen die dit recht in zijn kern aantast, of met die voorwaarden een legitiem doel wordt nagestreefd en of er een redelijke verhouding bestaat tussen de gebruikte middelen en het beoogde doel.

In het kader van deze beoordeling kan de nationale rechter het voorwerp van het geschil, de redelijke kans van slagen van de verzoeker, het belang dat voor deze op het spel staat, de complexiteit van het toepasselijke recht en van de toepasselijke procedure, alsmede het vermogen van de verzoeker om zijn verdediging daadwerkelijk op zich te nemen, in zijn overwegingen betrekken. Voor de evenredigheidsbeoordeling kan de nationale rechter voorts rekening houden met de hoogte van de proceskosten die moeten worden voorgeschoten, en met het antwoord op de vraag of deze een onoverkomelijk obstakel voor de toegang tot de rechter vormen.

Wat meer in het bijzonder rechtspersonen betreft, kan de nationale rechter rekening houden met de situatie waarin deze zich bevinden. Zo kan hij met name de vorm van de betrokken rechtspersoon, het antwoord op de vraag of deze rechtspersoon een winstoogmerk heeft, alsmede de financiële draagkracht van de vennoten of aandeelhouders ervan en de mogelijkheid voor deze vennoten of aandeelhouders om de voor de indiening van de vordering in rechte noodzakelijke bedragen te verkrijgen, in zijn overwegingen betrekken.