Home

Zaak T-268/12: Beroep ingesteld op 18 juni 2012 — Suwaid/Raad

Zaak T-268/12: Beroep ingesteld op 18 juni 2012 — Suwaid/Raad

11.8.2012

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 243/29


Beroep ingesteld op 18 juni 2012 — Suwaid/Raad

(Zaak T-268/12)

2012/C 243/51

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Joseph Suwaid (Damascus, Syrië) (vertegenwoordigers: L. Defalque en T. Bontinck, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

punt 7 van afdeling A van bijlage I bij uitvoeringsbesluit 2012/172/GBVB van de Raad van 23 maart 2012 houdende uitvoering van besluit 2011/782/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB L 87, blz. 103) nietig verklaren;

punt 7 van afdeling A van bijlage I bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 266/2012 van de Raad van 23 maart 2012 houdende uitvoering van artikel 32, lid 1, van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB L 87, blz. 45) nietig verklaren;

subsidiair, verklaren dat het bestreden besluit en de bestreden verordening niet van toepassing zijn op verzoeker en de schrapping gelasten van zijn naam en zijn persoonsgegevens van de lijst van personen op wie EU-maatregelen van toepassing zijn;

verweerder verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure, met name alle kosten, honoraria en voorschotten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vijf middelen aan.

1)

Schending van grondrechten en procedurele waarborgen en schending van artikel 21, lid 2, van besluit 2011/782/GBVB van de Raad en van artikel 32, lid 2, van verordening nr. 36/2012 van de Raad aangezien verzoeker niet in kennis is gesteld van de bestreden maatregelen en hij evenmin enig bewijs of ernstige aanwijzingen heeft ontvangen ter rechtvaardiging van zijn opname op de lijst van personen op wie maatregelen van toepassing zijn.

2)

Kennelijke beoordelingsfout aangezien verzoeker niet betrokken is bij het beleid van het Syrische regime.

3)

Schending van het recht van verdediging, van het beginsel van een eerlijk proces en van het beginsel van een doeltreffende voorziening in rechte, aangezien de Raad niet op verzoekers verzoek heeft geantwoord en bijgevolg niet heeft uitgelegd waarom verzoekers naam was opgenomen op de lijst van maatregelen, geen bewijzen heeft overgelegd die zijn opname op deze lijsten rechtvaardigen en hem evenmin de mogelijkheid heeft geboden mondeling te worden gehoord, vóór of na de vaststelling van de bestreden beperkende maatregelen.

4)

Schending van de motiveringsplicht, aangezien de Raad bij het vaststellen van de beperkende maatregelen ten aanzien van verzoeker in het bestreden besluit en de bestreden verordening enkel een bevestigende en vage formulering heeft gebruikt, zonder een gedetailleerde rechtvaardiging te geven.

5)

De Raad heeft ten onrechte in de bestreden handelingen opzettelijk niet verwezen naar de krachtens het EU-recht in de Europese Unie toegekende grondrechten en geldende beginselen. In dit verband voert verzoeker voorts aan dat de Raad de bestreden handelingen heeft vastgesteld op basis van artikel 215 VWEU, dat geen „democratische waarborgen” biedt.