Home

Zaak C-500/13: Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 5 juni 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny — Polen) — Gmina Międzyzdroje/Minister Finansów (Prejudiciële verwijzing — Btw — Richtlijn 2006/112/EG — Aftrek van voorbelasting — Investeringsgoederen — Onroerende goederen — Herziening van aftrek — Nationale regeling waarin herzieningsperiode van tien jaar is neergelegd)

Zaak C-500/13: Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 5 juni 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny — Polen) — Gmina Międzyzdroje/Minister Finansów (Prejudiciële verwijzing — Btw — Richtlijn 2006/112/EG — Aftrek van voorbelasting — Investeringsgoederen — Onroerende goederen — Herziening van aftrek — Nationale regeling waarin herzieningsperiode van tien jaar is neergelegd)

11.8.2014

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/10


Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 5 juni 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny — Polen) — Gmina Międzyzdroje/Minister Finansów

(Zaak C-500/13)(1)

((Prejudiciële verwijzing - Btw - Richtlijn 2006/112/EG - Aftrek van voorbelasting - Investeringsgoederen - Onroerende goederen - Herziening van aftrek - Nationale regeling waarin herzieningsperiode van tien jaar is neergelegd))

2014/C 261/16

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Naczelny Sąd Administracyjny

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Gmina Międzyzdroje

Verwerende partij: Minister Finansów

Dictum

De artikelen 167, 187 en 189 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en het neutraliteitsbeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen nationale bepalingen zoals die in het hoofdgeding, waarbij voor gevallen waar een onroerend investeringsgoed eerst wordt bestemd voor gebruik waarvoor geen recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde bestaat, en daarna voor gebruik waarvoor dat recht wel bestaat, een herzieningsperiode van tien jaar is vastgesteld, te rekenen vanaf de ingebruikneming van dat goed, en een herziening in één keer, in één belastingjaar, dus wordt uitgesloten.