Home

Zaak C-414/13 P: Hogere voorziening ingesteld op 22 juli 2013 door Reber Holding GmbH & Co. KG tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 16 mei 2013 in zaak T-530/10, Reber Holding GmbH & Co. KG/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Zaak C-414/13 P: Hogere voorziening ingesteld op 22 juli 2013 door Reber Holding GmbH & Co. KG tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 16 mei 2013 in zaak T-530/10, Reber Holding GmbH & Co. KG/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

12.10.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 298/3


Hogere voorziening ingesteld op 22 juli 2013 door Reber Holding GmbH & Co. KG tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 16 mei 2013 in zaak T-530/10, Reber Holding GmbH & Co. KG/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-414/13 P)

2013/C 298/05

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Reber Holding GmbH & Co. KG (vertegenwoordigers: O. Spuhler en M. Geitz, Rechtsanwälte)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Anna Klusmeier

Conclusies

I.

het arrest van het Gerecht van 16 mei 2013 in zaak T-530/10 en de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 14 september 2010 in beroepsprocedure R 363/2008-4 vernietigen;

II.

subsidiair, het in punt I vermelde arrest vernietigen en de zaak naar het Gerecht terugverwijzen;

III.

het BHIM verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

In het kader van haar hogere voorziening voert rekwirante schending van het materiële gemeenschapsrecht aan, in samenhang met een onvolledig onderzoek en een onvolledige beoordeling van de feiten. Het Gerecht heeft de hem voorgelegde feiten slechts onvolledig beoordeeld. Dit levert een onjuiste rechtsopvatting op (arrest Hof van 24 juni 2010, C-51/09 P, Becker/Harman International Industries(1)).Daartegen kan worden opgekomen voor het Hof in het kader van een hogere voorziening (zie arrest Hof van 16 juni 2010, C-317/10 P, Union Investment Privatfonds/UniCredito Italiano(2)).

In het bestreden arrest gaat het Gerecht ervan uit dat de overgelegde verklaring onder ede geen verwijzing naar de andere overgelegde bewijzen bevat. Deze vaststelling is onjuist. Uit de verklaring onder ede blijkt duidelijk dat daarin wordt verwezen naar de andere bijgevoegde bewijzen. Aldus heeft het Gerecht de overgelegde verklaring onder ede niet volledig onderzocht en beoordeeld. Dit levert een onjuiste rechtsopvatting in het bestreden arrest op waartegen kan worden opgekomen in het kader van de hogere voorziening.

Indien het Gerecht het hem overgelegde bewijs volledig had onderzocht en beoordeeld, dan zou het hebben geoordeeld dat beide oppositiemerken normaal werden gebruikt overeenkomstig artikel 42, lid 2, eerste volzin, juncto lid 3, van de verordening inzake het gemeenschapsmerk(3). Bijgevolg schendt het bestreden arrest ook artikel 42, lid 2, eerste volzin, juncto lid 3, van deze verordening.

Bovendien schendt het bestreden arrest ook artikel 15, leden 1 en 2, sub a, van deze verordening. Het Gerecht oordeelt immers ten onrechte dat rekwirante oppositiemerk „W. Amadeus Mozart” (nr. 1 151 678) niet als merk gebruikt.