Home

Zaak C-477/13: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 5 september 2013 — Eintragungsausschuss bei der Bayerischen Architektenkammer/Hans Angerer

Zaak C-477/13: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 5 september 2013 — Eintragungsausschuss bei der Bayerischen Architektenkammer/Hans Angerer

23.11.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 344/46


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 5 september 2013 — Eintragungsausschuss bei der Bayerischen Architektenkammer/Hans Angerer

(Zaak C-477/13)

2013/C 344/79

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Eintragungsausschuss bei der Bayerischen Architektenkammer

Verwerende partij: Hans Angerer

Prejudiciële vragen

1)

a)

Zijn onder „bijzondere en uitzonderlijke reden” in de zin van artikel 10 van de richtlijn(1) die omstandigheden begrepen die in de daarna genoemde categorieën (sub a tot en met g) zijn gedefinieerd, of dient naast deze omstandigheden sprake te zijn van een „bijzondere en uitzonderlijke reden” op grond waarvan de aanvrager niet voldoet aan de in de hoofdstukken II en III van titel III van de richtlijn genoemde voorwaarden?

b)

Van welke aard dient de „bijzondere en uitzonderlijke reden” in dit laatste geval te zijn? Moet het gaan om persoonlijke redenen ‒ bijvoorbeeld de individuele levensloop ‒ op grond waarvan de migrant bij uitzondering niet voldoet aan de voorwaarden voor automatische erkenning van zijn opleiding overeenkomstig hoofdstuk III van titel III van de richtlijn?

2)

a)

Vereist het begrip architect in de zin van artikel 10, sub c, van de richtlijn dat de migrant in de lidstaat van oorsprong naast technische werkzaamheden op het gebied van de planning van, [Or. 3] het toezicht op en de uitvoering van werken ook artistiek-vormgevende werkzaamheden, werkzaamheden op het gebied van de stedenbouwkunde, economische werkzaamheden en in voorkomend geval werkzaamheden op het gebied van de monumentenzorg heeft verricht of na zijn opleiding had mogen verrichten, en zo ja in welke omvang?

b)

Vereist het begrip architect in de zin van artikel 10, sub c, van de richtlijn dat de migrant een opleiding op universitair niveau heeft gevolgd die vooral gericht was op architectuur, in die zin dat deze naast technische aspecten van de planning van, het toezicht op en de uitvoering van werken ook artistiek-vormgevende aspecten alsmede onderwerpen op het gebied van stedenbouwkunde, economie en in voorkomend geval monumentenzorg omvatte, en zo ja in welke omvang?

c)

i)

Is voor het antwoord op de vragen a) en b) van belang hoe de beroepstitel „architect” in andere lidstaten gewoonlijk wordt gebruikt (artikel 48, lid 1, van de richtlijn);

ii)

of is het voldoende vast te stellen hoe de beroepstitel „architect” in de lidstaat van oorsprong en in de ontvangende lidstaat gewoonlijk wordt gebruikt;

iii)

of kan het spectrum van de op het gebied van de Europese Unie gewoonlijk met de titel „architect” verbonden werkzaamheden worden afgeleid uit artikel 46, lid 1, tweede alinea, van de richtlijn?