Home

Zaak T-59/13 P: Hogere voorziening ingesteld op 30 januari 2013 door BT tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 3 december 2012 in zaak F-45/12, BT/Commissie

Zaak T-59/13 P: Hogere voorziening ingesteld op 30 januari 2013 door BT tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 3 december 2012 in zaak F-45/12, BT/Commissie

20.4.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 114/37


Hogere voorziening ingesteld op 30 januari 2013 door BT tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 3 december 2012 in zaak F-45/12, BT/Commissie

(Zaak T-59/13 P)

2013/C 114/59

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirerende partij: BT (Bukarest, Roemenië) (vertegenwoordiger: N. Visan, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de EU van 3 december 2012 in zaak F-45/12 te vernietigen;

de zaak opnieuw af te doen en de vorderingen van verzoekster/rekwirerende partij toe te wijzen;

verwerende partij te verwijzen in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirerende partij zeven middelen aan.

1)

Eerste middel: schending van een van de beginselen van de bestuurlijke procedure, namelijk het beginsel van de leidende rol van de rechter, doordat het Gerecht voor ambtenarenzaken heeft geoordeeld dat het verzoekschrift geen middelen bevatte, zonder daarbij zelf na te gaan of het in eerste aanleg bestreden besluit rechtmatig was en daarbij ook andere dan de door rekwirerende partij genoemde redenen te onderzoeken.

2)

Tweede middel: schending van de artikelen 6, enige alinea, en 47, eerste en tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Schending van het beginsel van „toegang tot de rechter” en van het beginsel van onpartijdigheid van het gerecht, doordat het Gerecht voor ambtenarenzaken het beroep van rekwirerende partij kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard zonder deze laatste de mogelijkheid te geven haar verzoekschrift te regulariseren/aan te vullen, een recht dat wordt toegekend en erkend door de wetgeving van elk Europees land en ook door de Europese rechterlijke instanties (bijvoorbeeld het Europees Hof voor de rechten van de mens).

3)

Derde middel: schending van het recht van „toegang tot de rechter” doordat het Gerecht voor ambtenarenzaken de indiening van een repliek in antwoord op verweersters verweerschrift heeft geweigerd niettegenstaande het feit dat verzoekster/rekwirerende partij uitdrukkelijk had verzocht om een tweede uitwisseling van memories. Door haar dit recht (om een repliek in te dienen) niet toe te kennen heeft het Gerecht voor ambtenarenzaken rekwirerende partij de mogelijkheid ontnomen om de door het Gerecht voor ambtenarenzaken gestelde onregelmatigheid op te heffen op een tijdstip waarop het voor rekwirerende partij niet meer mogelijk was een nieuw beroep in te stellen dat aan de wettelijke vereisten zou voldoen, omdat de termijn voor het instellen van een beroep was verstreken (artikel 78 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken).

4)

Vierde middel: schending van het beginsel dat verwijst naar het recht om de zaak door een rechter te laten onderzoeken en van het beginsel van de openbaarheid van de procedure, doordat er in het onderhavige geval geen sprake is geweest van een openbare procedure voor de rechter; dit beginsel is vervat in het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken en in artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.

5)

Vijfde middel: schending van het beginsel van een eerlijke procedure doordat het Gerecht voor ambtenarenzaken rekwirerende partij niet heeft gehoord over de grond van niet-ontvankelijkheid van haar beroep (artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens).

6)

Zesde middel: schending van artikel 21, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie en van artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg doordat het Gerecht voor ambtenarenzaken in feite een „regel van kristallisering van de procedure in rechte” heeft toegepast door te oordelen dat het verzoekschrift geen middelen bevatte.

7)

Zevende middel: schending van artikel 89, lid 6, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, volgens hetwelk „[w]anneer het geding zonder voorwerp is geraakt, […] het Gerecht vrijelijk over de kosten [beslist]”, doordat het Gerecht voor ambtenarenzaken rekwirerende partij in de kosten heeft verwezen ofschoon het geen uitspraak heeft gedaan over de grond van de zaak en dit op een tijdstip waarop rekwirerende partij behoeftig was ten gevolge van het beëindigen van haar arbeidsovereenkomst met Europese Commissie.