Zaak T-201/13: Beroep ingesteld op 12 april 2013 — Rubinum/Commissie
Zaak T-201/13: Beroep ingesteld op 12 april 2013 — Rubinum/Commissie
8.6.2013 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 164/21 |
Beroep ingesteld op 12 april 2013 — Rubinum/Commissie
(Zaak T-201/13)
2013/C 164/37
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Rubinum, SA (Rubí, Spanje) (vertegenwoordigers: C. Bittner en P.-C. Scheel, Rechtsanwälte)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— | uitvoeringsverordening (EU) nr. 288/2013 van de Commissie nietig te verklaren; |
— | de verwerende partij te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster in wezen het volgende aan.
1) | Schending van artikel 13, lid 2, van verordening (EG) nr. 1831/2003(1) Dienaangaande voert verzoekster aan dat de bestreden verordening inzonderheid op artikel 13, lid 2, van verordening nr. 1831/2003 is gebaseerd en dat in casu niet is voldaan aan de voorwaarden van deze bepaling. Zij wijst er met name op dat de bestreden verordening uitsluitend op veronderstellingen berust en dat in werkelijkheid niet is vastgesteld dat het betrokken preparaat resistentie tegen antibiotica overdraagt of toxines produceert. |
2) | Schending van artikel 9, lid 1, van verordening nr. 1831/2003 In dat verband voert verzoekster aan dat de Commissie op grond van artikel 9, lid 1, van deze verordening had moeten beslissen op de aanvraag die zij overeenkomstig artikel 10, lid 2, in samenhang met artikel 7 van verordening nr. 1831/2003 had ingediend. |
3) | Schending van artikel 5, lid 2, van verordening nr. 1831/2003 Dienaangaande voert verzoekster aan dat zij in het kader van een aantal toelatingsprocedures naar behoren en afdoend had bewezen dat het door haar geproduceerde toevoegingsmiddel voor diervoeding in overeenstemming met artikel 5, lid 2, van verordening nr. 1831/2003 geen ongunstige gevolgen had voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu. Voorts hebben de Commissie en de EFSA deze bewijzen niet weerlegd. |
4) | Schending van artikel 6 van verordening (EG) nr. 178/2002(2) In dat verband voert verzoekster in wezen aan dat de bestreden verordening niet is gebaseerd op een juiste en volledige analyse van de risico's. |
5) | Schending van artikel 7, lid 2, van verordening nr. 178/2002 Verzoekster voert in dat verband onder meer aan dat de Commissie de bestreden verordening evenmin kan rechtvaardigen met het voorzorgsbeginsel uit artikel 7 van verordening nr. 178/2002. Voorts voert zij aan dat de bestreden verordening ook wanneer rekening wordt gehouden met het voorzorgsbeginsel in strijd is met de eisen van artikel 7, lid 2, van verordening nr. 178/2002. |
6) | Schending van algemene beginselen van het Unierecht Verzoekster stelt dat in casu inbreuk is gemaakt op het recht om te worden gehoord, het recht op een eerlijke procedure en het evenredigheidsbeginsel. |
7) | Schending van artikel 19 van verordening nr. 1831/2003 In dit verband wordt gesteld dat de Commissie zich niet heeft gehouden aan de in artikel 19 van verordening nr. 1831/2003 vastgestelde termijn van twee maanden voor de toetsing van handelingen of nalatigheden van de EFSA en dat zij pas na de vaststelling van de bestreden verordening een beslissing heeft genomen over verzoeksters verzoek om toetsing van een advies van de EFSA. |