Zaak T-351/13: Beroep ingesteld op 2 juli 2013 — Crown Equipment (Suzhou) en Crown Gabelstapler/Raad
Zaak T-351/13: Beroep ingesteld op 2 juli 2013 — Crown Equipment (Suzhou) en Crown Gabelstapler/Raad
31.8.2013 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 252/39 |
Beroep ingesteld op 2 juli 2013 — Crown Equipment (Suzhou) en Crown Gabelstapler/Raad
(Zaak T-351/13)
2013/C 252/66
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: Crown Equipment (Suzhou) Co. Ltd (Suzhou, China) en Crown Gabelstapler GmbH & Co. KG (Roding, Duitsland) (vertegenwoordigers: K. Neuhaus, H.-J. Freund en B. Ecker, advocaten)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie
Conclusies
Verzoeksters verzoeken het Gerecht:
— | het beroep ontvankelijk te verklaren; |
— | uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013(1) van de Raad van 22 april 2013 tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van 10 oktober 2011 nietig te verklaren, voor zover zij verzoeksters betreft, en |
— | verweerder te verwijzen in zijn eigen kosten en in die van verzoeksters. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters drie middelen aan.
1) | Eerste middel: schending van artikel 2, lid 7, van verordening (EG) nr. 1225/2009(2) van de Raad of artikel 296, lid 2, VWEU, voor zover de Raad kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt of zijn motiveringsplicht heeft geschonden door Brazilië te kiezen als referentieland om de normale waarde vast te stellen. De Raad was, in het bijzonder gelet op de mate van concurrentie tussen binnenlandse producenten en de door invoer veroorzaakte concurrentie, ten onrechte van mening dat of heeft niet gemotiveerd waarom er voldoende concurrentie is op de Braziliaanse markt. |
2) | Tweede middel: schending van artikel 2, lid 7, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad of artikel 296, lid 2, VWEU, voor zover de Raad een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt of zijn motiveringsplicht heeft geschonden bij zijn afwijzing van een verzoek om de normale waarde te corrigeren teneinde rekening te houden met het effect van een invoerrecht van 14 % op het betrokken product in referentieland Brazilië. |
3) | Derde middel: schending van artikel 9, lid 4, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad, voor zover de Raad een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door bij de toepassing van de „regel van het laagste recht” de in de bestreden verordening vastgestelde dumpingmarge te vergelijken met de schademarge die in het oorspronkelijke onderzoek van 2005 werd vastgesteld, in plaats van een nieuwe schademarge vast te stellen. |