Home

Zaak T-539/13: Beroep ingesteld op 2 oktober 2013 — Inclusion Alliance for Europe/Commissie

Zaak T-539/13: Beroep ingesteld op 2 oktober 2013 — Inclusion Alliance for Europe/Commissie

18.1.2014

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 15/19


Beroep ingesteld op 2 oktober 2013 — Inclusion Alliance for Europe/Commissie

(Zaak T-539/13)

2014/C 15/29

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Inclusion Alliance for Europe (Boekarest, Roemenië) (vertegenwoordiger: S. Famiani, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

besluit C(2013) 4693 van 17 juli 2013 van de Europese Commissie, waarbij deze terugbetaling heeft gelast van de volledige bedragen, vermeerderd met rente, die aan verzoekster zijn betaald ter uitvoering van het project MARE (nr. 224482) (80 352,07 EUR), het project SENIOR (nr. 216820) (53 138,40 EUR) en het project ECRN (nr. 225010) (78 231,42 EUR), nietig te verklaren;

de Europese Commissie te veroordelen tot vergoeding van de geleden materiële en immateriële schade, te weten 3 000 000 EUR, ofwel daartoe in de loop van de procedure een bedrag vast te stellen, en de Commissie eveneens te verwijzen in de kosten, vermeerderd met rente en rekening houdend met de muntinflatie over de toegekende bedragen.

Middelen en voornaamste argumenten

De verzoekende vennootschap, die heeft deelgenomen aan drie projecten die waren goedgekeurd in het kader van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013), komt in de onderhavige zaak op tegen het besluit van de Commissie tot gedeeltelijke terugbetaling van de toegekende steun.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster acht middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan de stelling dat de Financial Guide van 2010 niet van toepassing is op de projecten MARE en SENIOR en op dit gebied geen effecten sorteert.

Verzoekster betoogt dienaangaande dat de Financial Guide van 2010 geen terugwerkende kracht heeft en dat de Financial Guide van 2007 had moeten worden toegepast, aangezien deze ratione temporis van kracht was op het tijdstip waarop de overeenkomsten zijn gesloten.

2.

Tweede middel, ontleend aan de weigering van de Europese Commissie en van de onderneming die met de audit was belast om verzoekster te horen.

Verzoekster stelt in dit verband dat de Europese Commissie de regels van bijlage II bij de overeenkomst heeft geschonden, zowel met betrekking tot het recht om te worden gehoord als met betrekking tot de termijnen die voor de indiening van de rapporten zijn vastgesteld.

3.

Derde middel, ontleend aan schending van het beginsel van samenwerking en wederzijds vertrouwen van de Europese Commissie jegens verzoekster, inzonderheid door haar slecht bestuur en haar negatieve verdachtmakingen.

4.

Vierde middel, ontleend aan de onzekerheid die heerst met betrekking tot de regels die voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) gelden wat de aanvaarding van de projectkosten betreft.

Verzoekster voert ter zake aan dat de Europese Commissie geen rekening houdt met de risico’s die verband houden met de foutmechanismen van het boekhoudkundige systeem, waardoor zelfs alle projectkosten zouden kunnen worden afgewezen.

5.

Vijfde middel, ontleend aan het feit dat de voorschriften van de internationale auditfederatie en van de Europese regeling op het gebied van de audit van KMO’s niet zijn toegepast.

6.

Zesde middel, ontleend aan het feit dat bepaalde projectkosten zijn verworpen en de audit niet is geëvalueerd.

7.

Zevende middel, ontleend aan het feit dat de onderneming die met de audit was belast, haar besluit om kosten te weigeren voornamelijk heeft gebaseerd op de omstandigheid dat uitsluitend timesheets waren gebruikt.

Verzoekster betoogt dienaangaande dat de auditeurs bepaalde reiskosten hebben verworpen omdat zij niet in het document met de aanvankelijke planning (Dow), waren opgenomen, terwijl het gebruikelijk is dat de werkplannen van projecten jaarlijks meer gedetailleerd worden uitgewerkt.

8.

Achtste middel, ontleend aan het recht van verzoekster om te worden vergoed voor de werken die zij correct heeft uitgevoerd, alsook aan onverschuldigde verrijking van de Europese Commissie.

Verzoekster stelt in dit verband dat de resultaten van de projecten MARE, SENIOR en ECNR tijdig aan de Europese Commissie zijn bezorgd. Deze laatste heeft de uitstekende resultaten die waren bereikt, onvoorwaardelijk aanvaard en de Commissaris die verantwoordelijk is voor de betrokken sector heeft deze resultaten goedgekeurd en ondertekend. Gelet op de hoge kwaliteit van het geleverde werk is het project ECNR met zes maanden verlengd. De weigering om alle projectkosten te betalen, druist dan ook in tegen de rechtmatige aanspraak om te worden vergoed voor de verstrekte diensten, waardoor de Europese Commissie zich tevens op onverschuldigde wijze heeft verrijkt.