Home

Zaak T-643/13: Beroep ingesteld op 3 december 2013 — Rogesa/Commissie

Zaak T-643/13: Beroep ingesteld op 3 december 2013 — Rogesa/Commissie

15.2.2014

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 45/39


Beroep ingesteld op 3 december 2013 — Rogesa/Commissie

(Zaak T-643/13)

2014/C 45/69

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Rogesa Roheisengesellschaft Saar mbH (Dillingen, Duitsland) (vertegenwoordigers: S. Altenschmidt en P. Schütter, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het besluit van de Commissie van 25 september 2013 (GestDem nr. 2013/1504) nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij de hiernavolgende middelen aan.

1)

Recht van toegang tot de litigieuze stukken en niet-toepasselijkheid van de weigeringsgronden van artikel 4 van verordening nr. 1049/2001(1)

Verzoekster stelt dat het bestreden besluit schending oplevert van artikel 3, lid 1, van verordening nr. 1367/2006(2), juncto artikel 2, lid 1, van verordening nr. 1049/2001, aangezien zij een recht van toegang tot de door haar aangevraagde documenten kan doen gelden en de uitzonderingen op basis waarvan toegang kan worden geweigerd, niet van toepassing zijn.

Volgens verzoekster bevatten de aangevraagde documenten geen commercieel gevoelige gegevens in de zin van artikel 4, lid 2, eerste streepje, van verordening nr. 1049/2001 en gebiedt een hoger openbaar belang hoe dan ook openbaarmaking ervan.

Verzoekster betoogt tevens dat evenmin sprake is van de uitzondering van artikel 4, lid 3, van verordening nr. 1049/2001, aangezien het door de Commissie aangevoerde besluitvormingsproces was beëindigd op het tijdstip waarop het bestreden besluit is vastgesteld. Het betrokken besluit van de Commissie (2013/448/EU) dateert reeds van 5 september 2013.

Verzoekster verwijt de Commissie eveneens dat deze laatste haar zelfs geen gedeeltelijke toegang heeft verleend, in voorkomend geval met weglating van identiteitsgegevens. Daardoor is het bestreden besluit ook strijdig met artikel 4, lid 6, van verordening nr. 1049/2001 en met het evenredigheidsbeginsel volgens artikel 5, lid 4, VEU.

2)

Procedurefout

Verzoekster voert aan dat artikel 8 van verordening nr. 1049/2001 is geschonden, aangezien de Commissie de bij dat artikel gestelde termijnen niet in acht heeft genomen.