Zaak C-148/14: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 april 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Duitsland) — Bundesrepublik Deutschland/Nordzucker AG (Prejudiciële verwijzing — Milieu — Richtlijn 2003/87/EG — Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie — Vaststelling van de omvang van de verplichting om emissierechten in te leveren — Sancties — Artikel 16, leden 1 en 3)
Zaak C-148/14: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 april 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Duitsland) — Bundesrepublik Deutschland/Nordzucker AG (Prejudiciële verwijzing — Milieu — Richtlijn 2003/87/EG — Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie — Vaststelling van de omvang van de verplichting om emissierechten in te leveren — Sancties — Artikel 16, leden 1 en 3)
29.6.2015 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 213/10 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 april 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht — Duitsland) — Bundesrepublik Deutschland/Nordzucker AG
(Zaak C-148/14)(1)
((Prejudiciële verwijzing - Milieu - Richtlijn 2003/87/EG - Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie - Vaststelling van de omvang van de verplichting om emissierechten in te leveren - Sancties - Artikel 16, leden 1 en 3))
(2015/C 213/14)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesverwaltungsgericht
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Bundesrepublik Deutschland
Verwerende partij: Nordzucker AG
Dictum
Artikel 16, lid 3, van richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004, moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling niet van toepassing is op een exploitant die een hoeveelheid broeikasgasemissierechten inlevert die gelijk is aan de emissies in het voorgaande kalenderjaar zoals gerapporteerd en geverifieerd overeenkomstig artikel 15 van deze richtlijn, wanneer bij een door de bevoegde nationale autoriteit na afloop van de inlevertermijn uitgevoerde aanvullende verificatie blijkt dat deze emissies te laag zijn opgegeven, zodat de ingeleverde hoeveelheid emissierechten onvoldoende is.
Het is aan de lidstaten om overeenkomstig artikel 16, lid 1, van richtlijn 2003/87, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/101, de sancties vast te stellen die in een dergelijke situatie kunnen worden opgelegd.