Home

Zaak C-331/14: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 9 juli 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Vrhovno sodišče — Slovenië) — Petar Kezić s.p. Trgovina Prizma/Republiek Slovenië [Prejudiciële verwijzing — Fiscale bepalingen — Belasting over de toegevoegde waarde — Zesde richtlijn (77/388/EEG) — Artikelen 2, punt 1, en 4, lid 1 — Belastingplicht — Onroerendgoedtransacties — Verkoop van stukken grond die werden bestemd tot het privévermogen van een natuurlijk persoon met het beroep van zelfstandig ondernemer — Als zodanig handelende belastingplichtige]

Zaak C-331/14: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 9 juli 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Vrhovno sodišče — Slovenië) — Petar Kezić s.p. Trgovina Prizma/Republiek Slovenië [Prejudiciële verwijzing — Fiscale bepalingen — Belasting over de toegevoegde waarde — Zesde richtlijn (77/388/EEG) — Artikelen 2, punt 1, en 4, lid 1 — Belastingplicht — Onroerendgoedtransacties — Verkoop van stukken grond die werden bestemd tot het privévermogen van een natuurlijk persoon met het beroep van zelfstandig ondernemer — Als zodanig handelende belastingplichtige]

7.9.2015

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 294/13


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 9 juli 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Vrhovno sodišče — Slovenië) — Petar Kezić s.p. Trgovina Prizma/Republiek Slovenië

(Zaak C-331/14)(1)

([Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Belasting over de toegevoegde waarde - Zesde richtlijn (77/388/EEG) - Artikelen 2, punt 1, en 4, lid 1 - Belastingplicht - Onroerendgoedtransacties - Verkoop van stukken grond die werden bestemd tot het privévermogen van een natuurlijk persoon met het beroep van zelfstandig ondernemer - Als zodanig handelende belastingplichtige])

(2015/C 294/17)

Procestaal: Sloveens

Verwijzende rechter

Vrhovno sodišče

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Petar Kezić s.p. Trgovina Prizma

Verwerende partij: Republiek Slovenië

Dictum

De artikelen 2, punt 1, en 4, lid 1, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, moeten aldus worden uitgelegd dat in omstandigheden als die van het hoofdgeding, waarin een belastingplichtige stukken grond heeft gekocht waarvan hij sommige tot zijn privévermogen en andere tot zijn ondernemingsvermogen heeft bestemd, en op al die stukken grond als belastingplichtige een winkelcentrum heeft laten bouwen dat hij vervolgens samen met de grond waarop dat winkelcentrum staat, heeft verkocht, de verkoop van de als privévermogen aangemerkte stukken grond aan de belasting over de toegevoegde waarde moet worden onderworpen, aangezien die belastingplichtige bij die transactie als zodanig heeft gehandeld.