Home

Zaak C-408/14: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 september 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Arbeidsrechtbank te Brussel — België) — Aliny Wojciechowski/Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) (Prejudiciële verwijzing — Gepensioneerd ambtenaar van de Europese Unie die vóór zijn indiensttreding in de lidstaat waarin hij is tewerkgesteld werkzaam is geweest als werknemer — Recht op pensioen op grond van de nationale pensioenregeling voor werknemers — Eenheid van de loopbaan — Weigering om het rustpensioen van werknemers uit te keren — Beginsel van loyale samenwerking)

Zaak C-408/14: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 september 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Arbeidsrechtbank te Brussel — België) — Aliny Wojciechowski/Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) (Prejudiciële verwijzing — Gepensioneerd ambtenaar van de Europese Unie die vóór zijn indiensttreding in de lidstaat waarin hij is tewerkgesteld werkzaam is geweest als werknemer — Recht op pensioen op grond van de nationale pensioenregeling voor werknemers — Eenheid van de loopbaan — Weigering om het rustpensioen van werknemers uit te keren — Beginsel van loyale samenwerking)

3.11.2015

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 363/17


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 september 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Arbeidsrechtbank te Brussel — België) — Aliny Wojciechowski/Rijksdienst voor Pensioenen (RVP)

(Zaak C-408/14)(1)

((Prejudiciële verwijzing - Gepensioneerd ambtenaar van de Europese Unie die vóór zijn indiensttreding in de lidstaat waarin hij is tewerkgesteld werkzaam is geweest als werknemer - Recht op pensioen op grond van de nationale pensioenregeling voor werknemers - Eenheid van de loopbaan - Weigering om het rustpensioen van werknemers uit te keren - Beginsel van loyale samenwerking))

(2015/C 363/20)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Arbeidsrechtbank te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Aliny Wojciechowski

Verwerende partij: Rijksdienst voor Pensioenen (RVP)

Dictum

Artikel 4, lid 3, VEU, in samenhang met het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, vastgesteld bij verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn, zoals gewijzigd bij verordening (EU, Euratom) nr. 1080/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die tot gevolg kan hebben dat het rustpensioen dat aan een werknemer, onderdaan van die lidstaat, verschuldigd is op grond van de prestaties die overeenkomstig de wettelijke regeling van die lidstaat zijn vervuld, wordt verminderd of geweigerd, wanneer het totale aantal loopbaanjaren van die werknemer in die lidstaat en als in diezelfde lidstaat tewerkgesteld Europees ambtenaar, de in die regeling voorziene eenheid van de loopbaan van 45 jaar overschrijdt, voor zover die vermindering, als gevolg van de berekeningswijze van de breuk die het aandeel van het pensioen ten laste van de Unie weergeeft, groter is dan die welke zou zijn toegepast indien hij zijn gehele loopbaan als werknemer in de betrokken lidstaat had vervuld.