Home

Zaak C-526/14: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de l’Ustavno sodišče Republike Slovenije — Slovenië) — Tadej Kotnik e.a./Državni zbor Republike Slovenije (Prejudiciële verwijzing — Geldigheid en uitlegging van de bankenmededeling van de Commissie — Uitlegging van de richtlijnen 2001/24/EG en 2012/30/EU — Staatssteun aan banken in het kader van de financiële crisis — Lastendeling — Liquidatie van het eigen vermogen van de aandeelhouders, van de hybride kapitaalinstrumenten en van de achtergestelde schuldinstrumenten — Beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen — Eigendomsrecht — Bescherming van de belangen van deelnemers in vennootschappen en van derden — Sanering en liquidatie van kredietinstellingen)

Zaak C-526/14: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de l’Ustavno sodišče Republike Slovenije — Slovenië) — Tadej Kotnik e.a./Državni zbor Republike Slovenije (Prejudiciële verwijzing — Geldigheid en uitlegging van de bankenmededeling van de Commissie — Uitlegging van de richtlijnen 2001/24/EG en 2012/30/EU — Staatssteun aan banken in het kader van de financiële crisis — Lastendeling — Liquidatie van het eigen vermogen van de aandeelhouders, van de hybride kapitaalinstrumenten en van de achtergestelde schuldinstrumenten — Beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen — Eigendomsrecht — Bescherming van de belangen van deelnemers in vennootschappen en van derden — Sanering en liquidatie van kredietinstellingen)

19.9.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 343/3


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de l’Ustavno sodišče Republike Slovenije — Slovenië) — Tadej Kotnik e.a./Državni zbor Republike Slovenije

(Zaak C-526/14)(1)

((Prejudiciële verwijzing - Geldigheid en uitlegging van de bankenmededeling van de Commissie - Uitlegging van de richtlijnen 2001/24/EG en 2012/30/EU - Staatssteun aan banken in het kader van de financiële crisis - Lastendeling - Liquidatie van het eigen vermogen van de aandeelhouders, van de hybride kapitaalinstrumenten en van de achtergestelde schuldinstrumenten - Beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen - Eigendomsrecht - Bescherming van de belangen van deelnemers in vennootschappen en van derden - Sanering en liquidatie van kredietinstellingen))

(2016/C 343/04)

Procestaal: Sloveens

Verwijzende rechter

Ustavno sodišče Republike Slovenije

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Tadej Kotnik, Marko Studen, Anton Glavan, Jože Sedonja, Primož Kozmus, Savaprojekt d.d., Fondazione cassa di risparmio di Imola, Andrej Pipuš, Dušanka Pipuš, Marija Pipuš, Tomaž Štrukelj, Luka Jukič, Angel Jaromil, Franc Marušič, Mladen Mladenić, Matjaž Matičič, Stajka Skrbinšek, Janez Forte, Zdenko Fritz, Sergej Garantini, Marijana Gošte, Marta Leskovar, Marija Šumi, Državni svet Republike Slovenije, Varuh človekovih pravic Republike Slovenije, Igor Karlovšek, Marija Karlovšek, Janez Gosar

Verwerende partij: Državni zbor Republike Slovenije

in tegenwoordigheid van: Vlada Republike Slovenije, Banka Slovenije, Okrožno sodišče v Ljubljani

Dictum

1)

De mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis („Bankenmededeling”) moet aldus worden uitgelegd dat zij niet bindend is voor de lidstaten.

2)

De artikelen 107 tot en met 109 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan de punten 40 tot en met 46 van de bankenmededeling voor zover de goedkeuring van staatssteun daarin afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat de aandeelhouders en de houders van achtergestelde instrumenten in de lasten delen.

3)

Het vertrouwensbeginsel en het eigendomsrecht moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan de punten 40 tot en met 46 van de bankenmededeling voor zover de goedkeuring van staatssteun daarin afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat de aandeelhouders en de houders van achtergestelde instrumenten delen in de lasten.

4)

De artikelen 29, 34, 35 en 40 tot en met 42 van richtlijn 2012/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 54, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken, moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan de punten 40 tot en met 46 van de bankenmededeling voor zover de goedkeuring van staatssteun daarin afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat de aandeelhouders en de houders van achtergestelde instrumenten delen in de lasten.

5)

De bankenmededeling moet aldus worden uitgelegd dat de maatregelen tot omzetting of afschrijving van het hybride kapitaal en de achtergestelde schuld, zoals bedoeld in punt 44 van deze mededeling, niet verder mogen gaan dan nodig is om het kapitaaltekort van de betrokken bank weg te werken.

6)

Artikel 2, zevende streepje, van richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen moet aldus worden uitgelegd dat lastendelingsmaatregelen zoals bedoeld in de punten 40 tot en met 46 van de bankenmededeling onder het begrip „saneringsmaatregelen” in de zin van deze bepaling vallen.