a) Aard van de dienst
26.
Het Hof heeft zich tot dusver in één zaak beziggehouden met de eisen die artikel 226, punt 6, van de btw-richtlijn stelt aan de omschrijving van de „aard” van een prestatie, in dat geval een goederenlevering. Net zoals bij diensten verlangt artikel 226, punt 6, namelijk ook bij goederen dat de „aard” ervan wordt vermeld. Volgens het Hof houdt dit echter niet de verplichting in om de oormerken van geleverde dieren op een factuur te vermelden(**********), waardoor elk afzonderlijk geleverd goed aan de hand van de vermeldingen op de factuur onomstotelijk zou kunnen worden geïdentificeerd.
27.
Daaruit valt om te beginnen af te leiden dat de door artikel 226, punt 6, van de btw-richtlijn voorgeschreven vermeldingen niet alle beschikbare informatie over een geleverd goed of een verrichte dienst hoeven te bevatten. Dit volgt reeds uit de bewoordingen van de bepaling, die slechts spreekt van de „aard” van een goed of dienst, maar geen exacte omschrijving van het goed of de dienst verlangt.
28.
Hoewel een factuur dus niet alle informatie hoeft te vermelden die over de verrichte dienst beschikbaar is, rijst de vraag hoeveel informatie er dan moet worden verstrekt om de „aard” van een dienst afdoende te omschrijven. Is met andere woorden – om bij de onderhavige zaak te blijven – de algemene aanduiding „juridische dienstverlening” in dit verband al toereikend, of moet er nog nader onderscheid worden gemaakt tussen verschillende soorten juridische diensten?
29.
Het antwoord op deze vraag kan noch uit de bewoordingen noch uit de opzet van artikel 226, punt 6 van de btw-richtlijn worden afgeleid. Daarom moet te rade worden gegaan met het doel van de betrokken vermelding op de factuur.
30.
Het doel van een bepaalde vermelding op een factuur hangt op zijn beurt samen met de functie van de factuur binnen het btw-stelsel. Zoals uit overweging 46 van de btw-richtlijn valt op te maken, moet de facturering de belastingdiensten van de lidstaten in staat stellen hun controlerende taak te verrichten. Daartoe moeten de belastingplichtigen volgens artikel 224 van de btw-richtlijn alle door hen ontvangen facturen bewaren, alsook kopieën van alle facturen die zij zelf hebben uitgereikt.
31.
Het doel van een bepaalde vermelding op een factuur hangt dus rechtstreeks samen met de vraag wat de belastingdiensten aan de hand van een factuur moeten kunnen controleren.
i) Controle of de juiste belasting is betaald
32.
Een factuur is om te beginnen bedoeld om te kunnen controleren of de opsteller van de factuur de belasting heeft voldaan.
33.
Dit volgt uit artikel 178, onder a), van de btw-richtlijn. Deze bepaling stelt de uitoefening van het recht op btw-aftrek door de afnemer van een prestatie afhankelijk van het bezit van een factuur. Volgens de rechtspraak is dit vereiste bedoeld om de btw-inning en het toezicht daarop te verzekeren.(***********) Ingevolge deze regeling wordt btw-aftrek namelijk slechts toegekend wanneer de belastingdienst met de factuur tegelijkertijd toegang kan krijgen tot een document dat wegens de verplichte vermeldingen van artikel 226 van de btw-richtlijn de noodzakelijke informatie bevat om ook de corresponderende betaling van de btw door de opsteller van de factuur te waarborgen. Dit wordt ook bevestigd door artikel 203 van de btw-richtlijn, waaruit blijkt dat de opsteller van een factuur de daarop vermelde belasting verschuldigd is, ongeacht of er überhaupt een belastbaar feit heeft plaatsgevonden en, met name, of er überhaupt een prestatie is verricht.(************) Hierdoor hoeft de belastingdienst in een dergelijk geval dat bewijs niet te leveren.
34.
De factuur vormt voor de fiscus dus een soort waarborg, in zoverre zij de btw-aftrek en de betaling van de btw in zekere zin aan elkaar koppelt.(*************) De factuur, waarvan het bezit een noodzakelijke voorwaarde is om het recht op aftrek te kunnen uitoefenen, geeft de fiscus namelijk in elk geval de mogelijkheid om te controleren of de opsteller het met de in aftrek gebrachte voorbelasting corresponderende btw-bedrag heeft voldaan.
35.
Om deze waarborgfunctie te kunnen vervullen, hoeft de factuur echter slechts bepaalde gegevens te vermelden, met name de volledige naam en het volledige adres van de belastingplichtige die de prestatie heeft verricht (punt 5 van artikel 226 van de btw-richtlijn), aangevuld door diens btw-identificatienummer (punt 3). Voor de loutere controle of de opsteller van de factuur de daarop vermelde btw heeft afgedragen, is het daarentegen niet noodzakelijk dat in de factuur de „aard” van de prestatie wordt gespecificeerd. Als gezegd is de opsteller van een factuur volgens artikel 203 van de btw-richtlijn immers hoe dan ook de op die factuur vermelde en door de ontvanger als voorbelasting in aftrek gebrachte btw verschuldigd, ongeacht of er daadwerkelijk een prestatie is verricht.
36.
Uit het feit dat een factuur volgens artikel 226 van de btw-richtlijn ook bepaalde gegevens moet vermelden die niet noodzakelijk zijn voor de loutere controle of de btw is afgedragen, blijkt dus duidelijk dat dit niet de enige functie van de factuur kan zijn. Tot die verplichte gegevens behoren niet alleen de aard van de geleverde goederen of verrichte diensten (punt 6), maar met name ook de datum van de prestatie (punt 7), de maatstaf van heffing (punt 8), het toegepaste btw-tarief (punt 9) en, eventueel, een geldende vrijstelling (punt 11).
37.
De bedoeling van de vermelding van deze en andere gegevens is – zoals uit de ontstaansgeschiedenis van de bepaling valt op te maken(**************) – dat in de factuur alle „informatie over de van toepassing zijnde [btw]-regeling” wordt verstrekt.
38.
De belastingdiensten kunnen aan de hand van die aanvullende gegevens dus controleren of de opsteller van de factuur voor zijn prestatie ook de juiste belasting in rekening heeft gebracht. Die gegevens stellen hen namelijk met name in staat om na te gaan of de opsteller van de factuur de plaats van de prestatie (artikelen 31 e.v. van de btw-richtlijn), de maatstaf van heffing (artikelen 72 e.v.) en het btw-tarief (artikelen 93 e.v.) conform de rechtsvoorschriften heeft bepaald, dan wel of hij terecht heeft gemeend dat zijn prestatie van btw was vrijgesteld (artikelen 131 e.v.) of dat de btw in plaats van door hemzelf door de afnemer verschuldigd was (artikel 192 bis e.v.).
39.
Voor een dergelijke controle nu is het noodzakelijk dat de factuur ook een omschrijving van de verrichte prestatie bevat. De juiste belasting is immers in tal van opzichten afhankelijk van de inhoud van de prestatie, daar ook de bijzondere bepalingen betreffende de plaats van de prestatie, het toepasselijke btw-tarief, de eventuele vrijstellingen, etc. dikwijls aanknopen bij die inhoud. De „aard” van een prestatie dient derhalve in een factuur nauwkeurig genoeg te zijn omschreven om te kunnen beoordelen of het juiste btw-tarief is toegepast en of er eventueel een vrijstelling dan wel een andere bijzondere regeling geldt.(***************)
40.
Volgens dit criterium lijkt de in het onderhavige geval gekozen aanduiding „juridische dienstverlening” afdoende om te kunnen controleren of de belasting correct is berekend. De geldende btw-regeling van de Unie bevat naar mijn mening namelijk geen enkele bepaling die het toepasselijke btw-regime afhankelijk stelt van de aard van een juridische dienst.(****************)
41.
De Portugese Republiek heeft echter aangevoerd dat in dit geval een gedetailleerde omschrijving van de aard van de juridische dienstverlening noodzakelijk was omdat het Portugese recht – in afwijking van de btw-richtlijn, maar gedekt door de standstill-bepaling van artikel 113 – voor bepaalde soorten juridische diensten in een verlaagd btw-tarief voorziet. De algemene omschrijving „juridische dienstverlening” maakt volgens de Portugese Republiek dus niet duidelijk of de prestaties onder het normale dan wel onder het verlaagde tarief vallen.
42.
Als dit betoog met betrekking tot het in het hoofdgeding toe te passen nationale recht correct is – wat uitsluitend door de verwijzende rechter kan worden beoordeeld – zou dit betekenen dat in het onderhavige geval de aard van de verrichte diensten niet gedetailleerd genoeg is omschreven om te kunnen controleren of de btw juist is berekend.
43.
Het is waar dat dit enigszins op gespannen voet zou staan met wat de Raad met de invoering van de bepalingen betreffende de factuurvereisten voor ogen heeft gehad, namelijk „[v]oor een goede werking van de interne markt [...] een geharmoniseerde lijst [vaststellen] van verplichte vermeldingen die een factuur moet bevatten”.(*****************) De mate van gedetailleerdheid waarmee juridische dienstverleners de door hen verleende diensten moeten omschrijven, zou dan namelijk verschillen al naargelang de plaats van de dienst in Portugal dan wel in een andere lidstaat is gesitueerd.
44.
Dit is echter uiteindelijk slechts een consequentie van het feit dat er in de lidstaten verschillende bepalingen op het gebied van de toepassing van verlaagde btw-tarieven gelden. Het gaat dan niet enkel om het in casu door de Portugese Republiek aangevoerde geval waarin een lidstaat op grond van artikel 113 van de btw-richtlijn bepaalde verlaagde tarieven mag blijven toepassen. Ook de verlaagde tarieven waarin artikel 98 en bijlage III van de btw-richtlijn op het niveau van de Unie voor bepaalde goederen en diensten voorzien, hebben een facultatief karakter. Eventuele wrijvingen in de interne factureringsmarkt hebben daarom niet te maken met de factuurvereisten, maar met het feit dat de regels op het gebied van de verlaagde btw-tarieven niet zijn geharmoniseerd.
45.
Mocht de verwijzende rechter dus vaststellen dat volgens het in het hoofdgeding toepasselijke Portugese recht inderdaad voor bepaalde juridische diensten een verlaagd btw-tarief geldt, dan voldoet de algemene formulering „juridische dienstverlening” in een factuur niet aan de eisen die artikel 226, punt 6, van de btw-richtlijn aan de vermelding van de „aard” van een dienst stelt.
ii) Controle of er recht op aftrek van voorbelasting bestaat
46.
De factuur en haar inhoud zijn overigens niet alleen bedoeld om te kunnen controleren of de opsteller van de factuur de juiste belasting heeft betaald. Zoals eveneens uit de ontstaansgeschiedenis van artikel 226 van de btw-richtlijn blijkt, is de functie van de factuur bovendien dat de ontvanger daarmee zijn recht op aftrek kan „doen gelden”.(******************)
47.
Ook de ontvanger van een factuur moet dus met het oog op zijn recht op aftrek aan de hand van de vermeldingen op de factuur door de belastingdienst kunnen worden gecontroleerd. Dit doet de vraag rijzen of er wegens deze controlefunctie nog verdergaande eisen moeten worden gesteld aan de nauwkeurigheid van de omschrijving van een dienst in een factuur.
48.
De controle of er recht op btw-aftrek bestaat, begint met het onderzoek of de betrokkene überhaupt in het bezit is van een factuur. Dit biedt een zekere waarborg dat de gefactureerde prestatie ook daadwerkelijk is verricht(*******************), wat een voorwaarde voor het bestaan van het recht op aftrek is.(********************) Als gezegd(*********************) is de opsteller van een factuur volgens artikel 203 van de btw-richtlijn immers de daarop vermelde btw verschuldigd. Dit moet hem ervan weerhouden een factuur op te stellen met betrekking tot een prestatie die in het geheel niet is verricht. Voor deze controlefunctie van de factuur is de vermelding van de aard van een dienst echter net zo min noodzakelijk als voor de loutere controle of de btw is voldaan. Het is immers de ingevolge artikel 203 van de btw-richtlijn bestaande belastingschuld die het uitreiken van facturen met betrekking tot „non-existente” prestaties moet tegengaan. Zoals wij hebben gezien, is die belastingschuld niet afhankelijk van de omschrijving van de prestatie.(**********************)
49.
Zoals wij hebben gezien, moet aan de hand van de factuur ook kunnen worden gecontroleerd of de opsteller ervan daarin het juiste btw-bedrag heeft vermeld.(***********************) Spiegelbeeldig is die controle tevens bedoeld om na te gaan of het juiste bedrag aan voorbelasting in aftrek is gebracht, maar ook dit betekent niet dat aan de omschrijving van de aard van een dienst eisen moeten worden gesteld die verder gaan dan de reeds vastgestelde.
50.
Dit zou anders liggen indien aan de hand van de op de factuur vermelde gegevens moest kunnen worden gecontroleerd of aan een andere voorwaarde voor het recht op aftrek is voldaan, namelijk het door artikel 168, onder a), van de btw-richtlijn verlangde daadwerkelijke of voorgenomen(************************) gebruik van de afgenomen prestaties voor belaste handelingen.
51.
In dit verband is in de onderhavige procedure door de Portugese Republiek en in feite ook door de Commissie het standpunt verdedigd dat de omschrijving van de prestatie in een factuur zo gedetailleerd moet zijn dat daaruit kan worden opgemaakt of de prestatie zal worden gebruikt voor de economische activiteit van de ontvanger van de factuur, dat wil zeggen voor latere belaste handelingen die recht op aftrek van voorbelasting geven.
52.
Ik ben het daar niet mee eens.
53.
Om te beginnen is het helemaal niet mogelijk om een prestatie in een factuur zo gedetailleerd te omschrijven dat uit die omschrijving zelf al blijkt of de prestatie een privé- dan wel een zakelijk karakter heeft. In het geval van een potlood bijvoorbeeld geeft ook de meest gedetailleerde omschrijving van de fabrikant, het type, de kenmerken en de staat ervan nog geen antwoord op de vraag of het potlood feitelijk voor privédoeleinden dan wel in het kader van een economische activiteit zal worden gebruikt. In zoverre biedt de factuur een onvoldoende basis om te kunnen controleren of er recht op btw-aftrek bestaat, omdat in principe elk goed en elke dienst zowel zakelijk als privé kan worden gebruikt. Dit geldt zelfs voor diensten waarvan het privékarakter buiten kijf lijkt te staan, zoals bijvoorbeeld bioscoopbezoek, die in specifieke gevallen toch verband kunnen houden met de uitoefening van bepaalde economische activiteiten.
54.
Ook in het onderhavige geval zie ik niet in hoe een gedetailleerde, maar – bij een factuur passende – bondige omschrijving van de „juridische dienstverlening” een eenduidig antwoord zou kunnen geven op de vraag of de betrokken diensten voor de economische activiteit van verzoekster in het hoofdgeding worden gebruikt. Zelfs de door de Portugese Republiek voorgestelde alternatieve omschrijvingen, zoals bijvoorbeeld „vertegenwoordiging in procedure X voor gerecht Y”, zouden daartoe niet volstaan. Om te kunnen beoordelen of er recht op aftrek van voorbelasting bestaat, zou namelijk toch het voorwerp van gerechtelijke procedure X moeten worden vastgesteld.
55.
Als er twijfels bestaan omtrent het zakelijke gebruik van een afgenomen prestatie, zullen deze in het kader van een controle uiteindelijk alleen door aanvullend bewijs volledig uit de weg kunnen worden geruimd.
56.
Zonder twijfel heeft de ontvanger van een factuur er doorgaans zelf belang bij om van de opsteller van de factuur een zo gedetailleerd mogelijke omschrijving van de prestatie te verlangen, zodat hij in het geval van een belastingcontrole minder moeite zal hoeven te doen om aanvullende bewijsstukken te vergaren. Deze prikkel ten gunste van een gedetailleerde omschrijving van de prestatie bestaat echter ook zonder dat door het stellen van vage eisen aan de nauwkeurigheid van de omschrijving van een prestatie – zoals bijvoorbeeld „naargelang van de omstandigheden van het geval” – reeds een juridische drempel wordt opgeworpen voor de uitoefening van het recht op aftrek. Juist omdat die uitoefening volgens artikel 178, onder a), van de btw-richtlijn in beginsel afhankelijk is van het bezit van een factuur die aan de voorwaarden van artikel 226 voldoet, mogen aan de inhoud van een factuur geen overdreven eisen worden gesteld en moeten deze eisen in overeenstemming zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. Vooral wanneer de bepalingen van het Unierecht financiële consequenties hebben – zoals in dit geval de toekenning of weigering van het recht op btw-aftrek – moet namelijk volgens de rechtspraak de toepassing ervan voor de justitiabelen exact voorzienbaar zijn.(*************************)
57.
De functie van de factuur als controlemiddel voor de aftrekbevoegdheid van de ontvanger van de factuur impliceert dus niet dat er verdergaande eisen zouden moeten worden gesteld aan de vermeldingen betreffende de aard van een dienst in een factuur.
iii) Tussenconclusie
58.
Al met al voldoet dus in het onderhavige geval de omschrijving van de dienstverlening in de facturen alleen dan niet aan de eisen die artikel 226, punt 6, van de btw-richtlijn aan de vermelding van de „aard” van een dienst stelt, indien door de verwijzende rechter wordt vastgesteld dat volgens het in het hoofdgeding toepasselijke Portugese recht slechts voor bepaalde juridische diensten een verlaagd btw-tarief geldt.
b) Omvang van de dienst
59.
Volgens artikel 226 van de btw-richtlijn moet niet alleen de „aard”, maar ook de „omvang” van een dienst in een factuur worden vermeld. Daarom rijst ook de vraag of in het onderhavige geval de omvang van de verleende juridische diensten afdoende is omschreven door de vermelding „juridische dienstverlening vanaf een bepaalde datum tot op heden” of enkel „juridische dienstverlening tot op heden”.
60.
Bij de omvang van een dienst gaat het om de „hoeveelheid”, die volgens artikel 226 van de btw-richtlijn in het geval van geleverde goederen naast de „aard” ervan in een factuur vermeld moet worden. Op die manier maakt de factuur duidelijk hoeveel diensten er zijn verricht.
61.
Een dergelijke vermelding ontbreekt echter in het onderhavige geval.
62.
De vermelding van de omvang van de diensten kan ook niet worden vervangen door de vermelding van de tijdvakken waarin de diensten zijn verricht. Daaruit blijkt namelijk niet hoeveel diensten er in elk tijdvak zijn verricht.
63.
Een afzonderlijke vermelding van de omvang van een dienst kan eventueel achterwege blijven wanneer reeds uit de omschrijving van de aard van de dienst – in het onderhavige geval bijvoorbeeld „vertegenwoordiging in procedure X voor gerecht Y” – de omvang ervan voldoende duidelijk blijkt. Dat is hier echter niet het geval. „Juridische dienstverlening” is als omschrijving van de aard van de verleende diensten namelijk te vaag om daaruit de omvang van die diensten te kunnen afleiden.
64.
De vermeldingen op de factuur voldoen in het onderhavige geval dus niet aan de eisen van artikel 226, punt 6, van de btw-richtlijn, in zoverre daarmee niet duidelijk wordt gemaakt wat de omvang van de verleende diensten was.