Zaak C-548/14 P: Hogere voorziening ingesteld op 28 november 2014 door Arnoldo Mondadori Editore SpA tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 26 september 2014 in zaak T-490/12, Arnoldo Mondadori Editore SpA/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)
Zaak C-548/14 P: Hogere voorziening ingesteld op 28 november 2014 door Arnoldo Mondadori Editore SpA tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 26 september 2014 in zaak T-490/12, Arnoldo Mondadori Editore SpA/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)
2.3.2015 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 73/10 |
Hogere voorziening ingesteld op 28 november 2014 door Arnoldo Mondadori Editore SpA tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 26 september 2014 in zaak T-490/12, Arnoldo Mondadori Editore SpA/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)
(Zaak C-548/14 P)
(2015/C 073/16)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirante: Arnoldo Mondadori Editore SpA (vertegenwoordigers: G. Dragotti, R. Valenti, S. Balice, E. Varese, avvocati)
Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), Grazia Equity GmbH
Conclusies
Rekwirante verzoekt het Hof:
— | de punten 25 tot en met 33 en 68 tot en met 83 van het bestreden arrest te vernietigen op grond van de in de hogere voorziening uiteengezette middelen; |
— | het door rekwirante tegen de beslissing van de kamer van beroep van het BHIM ingestelde beroep toe te wijzen of, subsidiair, de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe uitspraak; |
— | het BHIM te verwijzen in de kosten die voor rekwirante zijn opgekomen in de procedure in eerste aanleg en in de onderhavige hogere voorziening. |
Middelen en voornaamste argumenten
Rekwirante verzoekt met haar hogere voorziening om gedeeltelijke vernietiging van het bestreden arrest en voert daartoe de hierna volgende middelen aan:
A. | Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting doordat het heeft uitgesloten dat artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009(1) van toepassing was, zonder dat het de rechtspraak van het Hof betreffende de complementariteit van de waren en diensten en het beginsel van de onderlinge samenhang in aanmerking heeft genomen. Het Gerecht is ook voorbijgegaan aan de door AME met betrekking tot de soortgelijkheid van de betrokken waren en diensten aangevoerde feiten en overgelegde bewijzen, of het heeft deze verdraaid, althans wat het begrip complementariteit betreft. |
B. | Het Gerecht heeft artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 onjuist toegepast om de hierna volgende redenen:
|