Home

Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 22 september 2015.#Roberto Gioria tegen Europese Commissie.#Openbare dienst – Algemene vergelijkende onderzoeken – Vergelijkend onderzoek EPSO/AST/126/12 – Verwantschap tussen een lid van de jury en een kandidaat – Belangenconflict – Artikel 27 van het Statuut – Aanwerving van ambtenaren die uit het oogpunt van onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen – Besluit om de kandidaat uit te sluiten van het vergelijkend onderzoek.#Zaak F-82/14.

Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 22 september 2015.#Roberto Gioria tegen Europese Commissie.#Openbare dienst – Algemene vergelijkende onderzoeken – Vergelijkend onderzoek EPSO/AST/126/12 – Verwantschap tussen een lid van de jury en een kandidaat – Belangenconflict – Artikel 27 van het Statuut – Aanwerving van ambtenaren die uit het oogpunt van onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen – Besluit om de kandidaat uit te sluiten van het vergelijkend onderzoek.#Zaak F-82/14.

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

VAN DE EUROPESE UNIE

(Eerste kamer)

22 september 2015

Roberto Gioria

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst — Algemene vergelijkende onderzoeken — Vergelijkend onderzoek EPSO/AST/126/12 — Verwantschap tussen een lid van de jury en een kandidaat — Belangenconflict — Artikel 27 van het Statuut — Aanwerving van ambtenaren die uit het oogpunt van onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen — Besluit om de kandidaat uit te sluiten van het vergelijkend onderzoek”

Betreft:

Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Gioria vraagt om, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van 15 mei 2014 waarbij de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AST/126/12 (hierna: „jury”) zijn uitsluiting van dat vergelijkend onderzoek heeft bevestigd en, ten tweede, vergoeding van de immateriële schade die hij zou hebben geleden.

Beslissing:

Het beroep wordt verworpen. Gioria draagt de helft van zijn eigen kosten. De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de helft van de kosten van Gioria.

Samenvatting

  1. Ambtenaren — Aanwerving — Vergelijkend onderzoek — Kandidaat — Verzuim om mededeling te doen van verwantschap met een lid van de jury — Schending van het vereiste van onkreukbaarheid — Uitsluiting van de kandidaat — Niet-nakoming van de verplichting dat een jurylid zijn functie moet neerleggen bij verwantschap met een kandidaat — Geen invloed

    (Ambtenarenstatuut, art. 11 bis en 27)

  2. Ambtenaren — Vergelijkend onderzoek — Jury — Eerbiediging van de beginselen van gelijke behandeling en objectiviteit — Onregelmatigheden die afbreuk kunnen doen aan het doel van artikel 27 van het Statuut — Gevolgen

    (Ambtenarenstatuut, art. 27)

  3. Beroepen van ambtenaren — Beroep tot schadevergoeding — Zelfstandig rechtsmiddel ten opzichte van het beroep tot nietigverklaring — Ontvankelijkheid ondanks het ontbreken van een precontentieuze procedure conform het Statuut — Voorwaarde — Verzoek om schadevergoeding verband houdende met een verzoek om nietigverklaring

    (Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

  1. Het feit dat een lid van een jury dat verwant is met een kandidaat, in strijd met de verplichtingen die krachtens artikel 11 bis van het Statuut op hem rusten, heeft verzuimd om de andere leden van de jury van een vergelijkend onderzoek waaraan de kandidaat deelneemt daarvan op de hoogte te stellen, kan die kandidaat, in zijn hoedanigheid van kandidaat voor een functie voor de aanwerving waarvan hij overeenkomstig artikel 27 van het Statuut moet aantonen dat hij uit het oogpunt van integriteit aan de hoogste eisen voldoet, niet vrijstellen van zijn verantwoordelijkheid om het zelf niet zinvol te hebben geacht, het Europees Bureau voor personeelsselectie en/of de jury op de hoogte te stellen van zijn verwantschap met een jurylid, aangezien dat het minste is wat mag worden verwacht van een kandidaat die wil worden aangeworven als ambtenaar van de Europese Unie, temeer in een context waarin dat Bureau de kandidaten er meermaals op heeft gewezen dat geen contact mag worden opgenomen met één van de juryleden.

    In het kader van haar ruime beoordelingsbevoegdheid kan een jury, die is gerechtigd om overeenkomstig artikel 30 van het Statuut de lijst van geschikte kandidaten op te stellen, zich dus terecht op het standpunt stellen dat een kandidaat wegens zijn verwantschap met een jurylid, ook al jureerde het op een verwant gebied, zich zonder medeweten van de jury in een bevoorrechte situatie ten opzichte van de andere kandidaten van het algemeen vergelijkend onderzoek bevindt en dat deze situatie mogelijk afbreuk doet aan de essentiële voorwaarde van elk vergelijkend onderzoek, namelijk de waarborg dat alle kandidaten gelijk worden behandeld.

    (cf. punten 36 en 53)

  2. Het beginsel van gelijke behandeling vormt een fundamenteel beginsel van het recht van de Unie dat met name geldt op het gebied van vergelijkende onderzoeken en dat de jury van een vergelijkend onderzoek bij het verloop ervan strikt moet naleven. Een jury van een vergelijkend onderzoek dient dus te garanderen dat alle kandidaten gelijk en objectief worden beoordeeld en het is van belang dat de beoordelingscriteria uniform zijn en coherent op alle kandidaten worden toegepast.

    Elke gebeurtenis of situatie die de eerbiediging kan verstoren van de fundamentele waarborgen van de gelijke behandeling van kandidaten en van de objectiviteit van de tussen hen gemaakte keuze kan immers afbreuk doen aan het doel dat artikel 27 van het Statuut aan elke aanwervingsprocedure toewijst, namelijk „de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van bekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen”.

    In dit verband beschikt de jury van een vergelijkend onderzoek over een ruime beoordelingsbevoegdheid wanneer zij wordt geconfronteerd met onregelmatigheden die afbreuk kunnen doen aan dat doel.

    Wordt het bestaan van de verwantschap ontdekt op een moment waarop de selectietoetsen reeds hebben plaatsgevonden, dan beschikt de jury dus over geen ander middel dan de betrokken kandidaat uit te sluiten van een algemeen vergelijkend onderzoek teneinde ervoor te zorgen dat het vergelijkend onderzoek verder kan plaatsvinden onder strikte eerbiediging van de noodzakelijke voorwaarden van gelijkheid om te voldoen aan het doel van artikel 27 van het Statuut.

    (cf. punten 50‑52 en 54)

    Referentie:

    Gerecht van eerste aanleg: arresten van 17 januari 2001, Gerochristos/Commissie, T‑189/99, EU:T:2001:12, punt 25; van 20 januari 2004, Briganti/Commissie, T‑195/02, EU:T:2004:10, punt 31; van 5 april 2005, Christensen/Commissie, T‑336/02, EU:T:2005:115, punt 43, en van 13 september 2005, Pantoulis/Commissie, T‑290/03, EU:T:2005:316, punt 90

    Gerecht voor ambtenarenzaken: arresten van 29 september 2009, Aparicio e.a./Commissie, F‑20/08, F‑34/08 en F‑75/08, EU:F:2009:132, punt 77, en van 12 februari 2014, De Mendoza Asensi/Commissie, F‑127/11, EU:F:2014:14, punt 43

  3. Een beroep tot schadevergoeding is weliswaar zelfs ontvankelijk bij ontbreken van een voorafgaand verzoek in die zin aan de administratie, wanneer er een rechtstreeks verband tussen dat beroep en het beroep tot nietigverklaring bestaat, doch dit geldt niet wanneer de gestelde schade voortvloeit uit fouten of nalatigheden van de administratie. In dat geval, wanneer de gestelde schade niet voortvloeit uit de handeling waarvan de nietigverklaring wordt gevorderd, maar uit vermeende fouten en nalatigheden, moet de precontentieuze procedure noodzakelijkerwijs beginnen met een verzoek aan de administratie om die schade te vergoeden.

    De vordering tot schadevergoeding die is ingediend op basis van een vergoeding van de schade die een kandidaat zou hebben geleden na een onterechte uitsluiting van een vergelijkend onderzoek om redenen die niet in enige regeling zijn opgenomen, met andere woorden na een onrechtmatige gedraging van een jury, en die niet rechtstreeks voortvloeit uit het bestreden besluit, is niet-ontvankelijk wanneer voorafgaande aan het bij de rechter ingestelde beroep tot vergoeding van die schade niet een verzoek op grond van artikel 90, lid 1, van het Statuut is ingediend.

    Waar de immateriële schade wel veroorzaakt is door de vaststelling van het bestreden besluit, dat is genomen teneinde ervoor te zorgen dat een vergelijkend onderzoek plaatsvindt met strikte eerbiediging van de voorwaarden van gelijkheid die nodig zijn om te voldoen aan het doel van artikel 27 van het Statuut, en de vordering tot nietigverklaring is afgewezen zonder dat enige onwettigheid is vastgesteld, moet de vordering tot schadevergoeding als gevolg daarvan nochtans worden afgewezen.

    (cf. punten 74, 76 en 77)

    Referentie:

    Hof: arrest van 27 juni 1989, Giordani/Commissie, 200/87, EU:C:1989:259, punt 22

    Gerecht van eerste aanleg: arrest van 11 mei 2005, de Stefano/Commissie, T‑25/03, EU:T:2005:168, punt 78

    Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest van 24 april 2013, Demeneix/Commissie, F‑96/12, EU:F:2013:52, punt 87