Home

Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 5 oktober 2016

Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 5 oktober 2016

Gegevens

Instantie
Gerechtshof EU
Datum uitspraak
5 oktober 2016

Uitspraak

Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 5 oktober 2016 –European Children’s Fashion Association en Instituto de Economía Pública/EACEA

(Zaak T‑724/14)

"Arbitrageclausule - Subsidieovereenkomst in het kader van het actieprogramma Lifelong Learning (2007‑2013) - Project ,Brand & Merchandising manager for SMEs in the childrens’ product sector’ - Beroep tot nietigverklaring - Handeling waartegen geen beroep kan worden ingesteld - Handeling die te plaatsen is in een zuiver contractueel kader waarmee zij onlosmakelijk is verbonden - Niet-ontvankelijkheid - Niet-subsidiabele kosten - Terugbetaling van de uitgekeerde bedragen - Auditverslag"

Gerechtelijke procedureRechtsgrondslag van een beroepKeuze die aan de verzoeker en niet aan de Unierechter toekomt (zie punt 30)

Beroep tot nietigverklaringBeroep dat in werkelijkheid een geschil inzake een overeenkomst betreftNietigverklaring van een vooraankondigingsbrief en van een debetnota van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele middelen en cultuur (EACEA)Onbevoegdheid van de UnierechterNiet-ontvankelijkheid (Art. 263 VWEU, 272 VWEU en 288 VWEU) (zie punten 33‑37)

Recht van de Europese UnieBeginselenRechten van verdedigingToepassing op administratieve procedures die door een instelling of een orgaan van de Unie worden ingeleidDraagwijdteToepassing op een procedure tot invordering van oorspronkelijk contractuele schuldvorderingen jegens een begunstigde van Europese middelenDaarvan uitgeslotenGrenzenEerbiediging van het beginsel van hoor en wederhoor in een auditprocedure (Art. 272 VWEU) (zie punt 48)

Gerechtelijke procedureInleidend verzoekschriftVormvereistenSummiere uiteenzetting van de aangevoerde middelenAbstracte formuleringNiet-ontvankelijkheidAlgemene verwijzing naar de bijlagenNiet-ontvankelijkheid [Statuut van het Hof van Justitie, art. 21, eerste alinea, en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 76, d)] (zie punten 62, 104)

Gerechtelijke procedureAdiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebedingMiddelenOntbrekende of ontoereikende motiveringFalend middelAfwijzing (Art. 272 VWEU en 296 VWEU) (zie punt 69)

Recht van de Europese UnieBeginselenEvenredigheidDraagwijdteEerbiediging door de instellingen van de Unie met betrekking tot handelingen die te plaatsen zijn in een contractueel kader (Art. 5, vierde alinea, VEU) (zie punt 73)

Gerechtelijke procedureAdiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebedingMiddelenSchending van het vertrouwensbeginselFalend middelAfwijzing (Art. 272 VWEU) (zie punten 75‑77)

Gerechtelijke procedureAdiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebedingMiddelenMisbruik van bevoegdheidFalend middelAfwijzing (Art. 263 VWEU en 272 VWEU) (zie punten 78, 79)

Begroting van de Europese UnieFinanciële bijstand van de UnieVerplichting van de ontvanger om de voorwaarden voor toekenning van de bijstand in acht te nemenFinanciering uitsluitend voor daadwerkelijk gedane uitgavenBewijs dat de gedeclareerde kosten daadwerkelijk zijn gemaaktGeenNiet-subsidiabele kostenGoede technische uitvoering van de projecten waarvoor financiële bijstand van de Unie is toegekendGeen invloed (Art. 317 VWEU) (zie punten 94, 95)

Gerechtelijke procedureAanvoering van nieuwe middelen in de loop van het gedingMiddel dat voor het eerst in de repliek wordt aangevoerd en geen uitwerking is van een eerder opgeworpen middelNiet-ontvankelijkheid [Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 76, d), en 84, lid 1] (zie punten 110, 112)

Gerechtelijke procedureAdiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebedingOvereenkomst tot toekenning van financiële steun van de Unie voor de realisatie van een project op het gebied van vorming en opleidingVerzoek tot aanstelling van een deskundige met het oog op de rechtvaardiging van de gemaakte kostenAfwijzingBewijslast die krachtens de financieringsovereenkomst op de verzoeker rust (Art. 272 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 68 tot en met 70) (zie punt 137)

Voorwerp

Primair, een verzoek krachtens artikel 272 VWEU, ertoe strekkende dat de eerste verzoekster niet is gehouden tot terugbetaling van het bedrag dat het EACEA haar heeft uitgekeerd uit hoofde van de overeenkomst die is gesloten ter verwezenlijking van het project „Brand & Merchandising manager for SMEs in the childrens’ product sector”, en, subsidiair, een verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring, ten eerste, van de vooraankondiging van het EACEA van 1 augustus 2014 waarbij de eerste verzoekster erover werd ingelicht dat zij 82 378,81 EUR moest terugbetalen na de audit van dat project en, ten tweede, van debetnota nr. 3241401420, uitgegeven door het EACEA op 5 augustus 2014 met het oog op de terugbetaling van dat bedrag

Dictum

Het beroep wordt verworpen.

European Children’s Fashion Association en Instituto de Economía Pública, SL worden verwezen in de kosten.