Home

Zaak C-121/15: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 7 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d'État — Frankrijk) — Association nationale des opérateurs détaillants en énergie (ANODE)/Premier ministre, Ministre de l’Économie, de l’Industrie et du Numérique, Commission de régulation de l’énergie, ENGIE, voorheen GDF Suez (Prejudiciële verwijzing — Harmonisatie van de wetgevingen — Richtlijn 2009/73/EG — Energie — Aardgassector — Vaststelling van de prijzen voor de levering van aardgas aan de eindafnemers — Gereguleerde tarieven — Belemmering — Verenigbaarheid — Beoordelingscriteria — Doelstellingen van leverings- en voorzieningszekerheid en territoriale samenhang)

Zaak C-121/15: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 7 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d'État — Frankrijk) — Association nationale des opérateurs détaillants en énergie (ANODE)/Premier ministre, Ministre de l’Économie, de l’Industrie et du Numérique, Commission de régulation de l’énergie, ENGIE, voorheen GDF Suez (Prejudiciële verwijzing — Harmonisatie van de wetgevingen — Richtlijn 2009/73/EG — Energie — Aardgassector — Vaststelling van de prijzen voor de levering van aardgas aan de eindafnemers — Gereguleerde tarieven — Belemmering — Verenigbaarheid — Beoordelingscriteria — Doelstellingen van leverings- en voorzieningszekerheid en territoriale samenhang)

31.10.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 402/6


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 7 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d'État — Frankrijk) — Association nationale des opérateurs détaillants en énergie (ANODE)/Premier ministre, Ministre de l’Économie, de l’Industrie et du Numérique, Commission de régulation de l’énergie, ENGIE, voorheen GDF Suez

(Zaak C-121/15)(1)

((Prejudiciële verwijzing - Harmonisatie van de wetgevingen - Richtlijn 2009/73/EG - Energie - Aardgassector - Vaststelling van de prijzen voor de levering van aardgas aan de eindafnemers - Gereguleerde tarieven - Belemmering - Verenigbaarheid - Beoordelingscriteria - Doelstellingen van leverings- en voorzieningszekerheid en territoriale samenhang))

(2016/C 402/07)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d'État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Association nationale des opérateurs détaillants en énergie (ANODE)

Verwerende partijen: Premier ministre, Ministre de l’Économie, de l’Industrie et du Numérique, Commission de régulation de l’énergie, ENGIE, voorheen GDF Suez

Dictum

1)

Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van richtlijn 2003/55/EG, moet aldus worden uitgelegd dat de interventie van een lidstaat die bestaat in het opleggen aan bepaalde leveranciers, onder wie de historische leverancier, van de verplichting om eindverbruikers de levering van aardgas tegen gereguleerde tarieven aan te bieden, naar haar aard de totstandbrenging van een door concurrentie gekenmerkte aardgasmarkt als bedoeld in deze bepaling belemmert, waarbij deze belemmering niet wordt weggewerkt door de omstandigheid dat die interventie niet eraan in de weg staat dat alle op de markt actieve leveranciers concurrerende aanbiedingen kunnen doen tegen prijzen die lager zijn dan die tarieven.

2)

Artikel 3, lid 2, van richtlijn 2009/73, gelezen in samenhang met de artikelen 14 en 106 VWEU alsook met het Protocol (nr. 26) betreffende de diensten van algemeen belang dat aan het EU-Verdrag — in de versie ervan die uit het Verdrag van Lissabon voortvloeit — en aan het VWEU is gehecht, moet aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten toestaat om na te gaan of in het algemeen economisch belang aan ondernemingen die in de gassector actief zijn, openbaredienstverplichtingen moeten worden opgelegd met betrekking tot de prijs voor de levering van aardgas teneinde met name de leverings- en voorzieningszekerheid en de territoriale samenhang te waarborgen, voor zover enerzijds alle bij artikel 3, lid 2, van deze genoemde richtlijn gestelde voorwaarden — inzonderheid wat het niet-discriminerende karakter van die verplichtingen betreft — zijn vervuld, en anderzijds de betrokken maatregel het evenredigheidsbeginsel eerbiedigt.

Artikel 3, lid 2, van richtlijn 2009/73 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een methode van berekening van de prijs waarbij wordt uitgegaan van de kosten, op voorwaarde dat de toepassing van een dergelijke methode niet tot gevolg heeft dat de interventie van de staat verder gaat dan hetgeen noodzakelijk is ter verwezenlijking van de met de interventie beoogde doelstellingen van algemeen economisch belang.