Home

Zaak C-201/15: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Symvoulio tis Epikrateias — Griekenland) — Anonymi Geniki Etairia Tsimenton Iraklis (AGET Iraklis)/Ypourgos Ergasias, Koinonikis Asfalisis kai Koinonikis Allilengyis (Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 98/59/EG — Aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag — Artikel 49 VWEU — Vrijheid van vestiging — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 16 — Vrijheid van ondernemerschap — Nationale regeling volgens welke een bestuursorgaan zich kan verzetten tegen collectief ontslag na afweging van de omstandigheden op de arbeidsmarkt, de situatie van de onderneming en het belang van de nationale economie — Acute economische crisis — Bijzonder hoge nationale werkloosheid)

Zaak C-201/15: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Symvoulio tis Epikrateias — Griekenland) — Anonymi Geniki Etairia Tsimenton Iraklis (AGET Iraklis)/Ypourgos Ergasias, Koinonikis Asfalisis kai Koinonikis Allilengyis (Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 98/59/EG — Aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag — Artikel 49 VWEU — Vrijheid van vestiging — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 16 — Vrijheid van ondernemerschap — Nationale regeling volgens welke een bestuursorgaan zich kan verzetten tegen collectief ontslag na afweging van de omstandigheden op de arbeidsmarkt, de situatie van de onderneming en het belang van de nationale economie — Acute economische crisis — Bijzonder hoge nationale werkloosheid)

20.2.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 53/10


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Symvoulio tis Epikrateias — Griekenland) — Anonymi Geniki Etairia Tsimenton Iraklis (AGET Iraklis)/Ypourgos Ergasias, Koinonikis Asfalisis kai Koinonikis Allilengyis

(Zaak C-201/15)(1)

((Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 98/59/EG - Aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag - Artikel 49 VWEU - Vrijheid van vestiging - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 16 - Vrijheid van ondernemerschap - Nationale regeling volgens welke een bestuursorgaan zich kan verzetten tegen collectief ontslag na afweging van de omstandigheden op de arbeidsmarkt, de situatie van de onderneming en het belang van de nationale economie - Acute economische crisis - Bijzonder hoge nationale werkloosheid))

(2017/C 053/12)

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Symvoulio tis Epikrateias

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Anonymi Geniki Etairia Tsimenton Iraklis (AGET Iraklis)

Verwerende partij: Ypourgos Ergasias, Koinonikis Asfalisis kai Koinonikis Allilengyis

in tegenwoordigheid van: Enosi Ergazomenon Tsimenton Chalkidas

Dictum

1)

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag moet aldus worden uitgelegd dat zij zich in beginsel niet verzet tegen een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, volgens welke een werkgever die met de vertegenwoordigers van de werknemers geen overeenstemming heeft kunnen bereiken over een plan voor collectief ontslag, slechts kan overgaan tot dat ontslag voor zover de bevoegde nationale overheidsinstantie, die in kennis moet worden gesteld van dat plan, niet binnen de in die regeling gestelde termijn een gemotiveerd besluit tot weigering van goedkeuring voor alle of een deel van de voorgenomen ontslagen vaststelt na onderzoek van het dossier en na beoordeling van de omstandigheden op de arbeidsmarkt, de situatie van de onderneming en het belang van de nationale economie. Anders is het evenwel, indien blijkt dat de regeling in kwestie wegens de drie beoordelingscriteria die erin worden gehanteerd en de concrete toepassing die de overheidsinstantie daar onder het toezicht van de bevoegde rechterlijke instanties aan geeft, ertoe leidt dat richtlijn 98/59 haar nuttige werking verliest. Het staat in voorkomend geval aan de verwijzende rechter om na te gaan of dat het geval is.

Artikel 49 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich in een situatie als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, verzet tegen een nationale regeling als beschreven in de eerste alinea, eerste volzin, van dit punt.

2)

Het feit dat een lidstaat mogelijk wordt geconfronteerd met een acute economische crisis en een bijzonder hoge werkloosheid, doet niet af aan de antwoorden die zijn geformuleerd in punt 1 van dit dictum.