Home

Zaak C-243/15: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Najvyšší súd Slovenskej republiky — Slowakije) — Lesoochranárske zoskupenie VLK/Obvodný úrad Trenčín (Prejudiciële verwijzing — Milieu — Richtlijn 92/43/EEG — Instandhouding van de natuurlijke habitats — Artikel 6, lid 3 — Verdrag van Aarhus — Inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden — Artikelen 6 en 9 — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 47 — Recht op effectieve rechterlijke bescherming — Project voor de plaatsing van een omheining — Beschermd gebied van Strážovské vrchy — Bestuursrechtelijke vergunningprocedure — Milieubeschermingsorganisatie — Verzoek tot verkrijging van de hoedanigheid van partij in de procedure — Afwijzing — Beroep in rechte)

Zaak C-243/15: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Najvyšší súd Slovenskej republiky — Slowakije) — Lesoochranárske zoskupenie VLK/Obvodný úrad Trenčín (Prejudiciële verwijzing — Milieu — Richtlijn 92/43/EEG — Instandhouding van de natuurlijke habitats — Artikel 6, lid 3 — Verdrag van Aarhus — Inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden — Artikelen 6 en 9 — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 47 — Recht op effectieve rechterlijke bescherming — Project voor de plaatsing van een omheining — Beschermd gebied van Strážovské vrchy — Bestuursrechtelijke vergunningprocedure — Milieubeschermingsorganisatie — Verzoek tot verkrijging van de hoedanigheid van partij in de procedure — Afwijzing — Beroep in rechte)

9.1.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 6/16


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 november 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Najvyšší súd Slovenskej republiky — Slowakije) — Lesoochranárske zoskupenie VLK/Obvodný úrad Trenčín

(Zaak C-243/15)(1)

((Prejudiciële verwijzing - Milieu - Richtlijn 92/43/EEG - Instandhouding van de natuurlijke habitats - Artikel 6, lid 3 - Verdrag van Aarhus - Inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden - Artikelen 6 en 9 - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 47 - Recht op effectieve rechterlijke bescherming - Project voor de plaatsing van een omheining - Beschermd gebied van Strážovské vrchy - Bestuursrechtelijke vergunningprocedure - Milieubeschermingsorganisatie - Verzoek tot verkrijging van de hoedanigheid van partij in de procedure - Afwijzing - Beroep in rechte))

(2017/C 006/20)

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Najvyšší súd Slovenskej republiky

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Lesoochranárske zoskupenie VLK

Verwerende partij: Obvodný úrad Trenčín

in tegenwoordigheid van: Biely potok a.s.

Dictum

Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 9, leden 2 en 4, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, ondertekend te Aarhus op 25 juni 1998 en goedgekeurd namens de Europese Gemeenschap bij besluit 2005/370/EG van de Raad van 17 februari 2005 — voor zover daarin het recht is vastgelegd op doeltreffende rechterlijke bescherming, onder voorwaarden die een ruime toegang tot de rechter verzekeren, van de rechten die een milieubeschermingsorganisatie die voldoet aan de vereisten van artikel 2, lid 5, van dat verdrag, ontleent aan het Unierecht, in casu aan artikel 6, lid 3, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/105/EG van de Raad van 20 november 2006, gelezen in samenhang met artikel 6, lid 1, onder b), van dat verdrag — moet in die zin worden uitgelegd dat het zich in een situatie als aan de orde in het hoofdgeding verzet tegen een uitlegging van regels van nationaal procesrecht volgens welke een beroep tegen een besluit waarbij wordt geweigerd aan een dergelijke organisatie de hoedanigheid toe te kennen van partij in een bestuursrechtelijke procedure inzake de verlening van een vergunning voor een project dat zal worden verwezenlijkt in een uit hoofde van richtlijn 92/43, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/105, beschermd gebied, niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden behandeld tijdens die procedure, die definitief kan worden beëindigd voordat een definitieve rechterlijke beslissing over de hoedanigheid van partij is genomen, en dit beroep automatisch wordt verworpen zodra voor dat project een vergunning is verleend, waardoor deze organisatie dus wordt gedwongen een ander type beroep in te stellen teneinde die hoedanigheid te verkrijgen en door de rechter te laten toetsen of de bevoegde nationale autoriteiten hun uit artikel 6, lid 3, van die richtlijn voortvloeiende verplichtingen zijn nagekomen.