Zaak C-365/15: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 18 januari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf — Duitsland) — Wortmann KG Internationale Schuhproduktionen/Hauptzollamt Bielefeld [Prejudiciële verwijzing — Douane-unie en gemeenschappelijk douanetarief — Terugbetaling van invoerrechten — Verordening (EEG) nr. 2913/92 (douanewetboek) — Artikel 241, eerste alinea, eerste streepje — Verplichting van een lidstaat om te voorzien in de betaling van moratoire interest, ook wanneer geen verzoek is ingediend bij de nationale rechterlijke instanties]
Zaak C-365/15: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 18 januari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf — Duitsland) — Wortmann KG Internationale Schuhproduktionen/Hauptzollamt Bielefeld [Prejudiciële verwijzing — Douane-unie en gemeenschappelijk douanetarief — Terugbetaling van invoerrechten — Verordening (EEG) nr. 2913/92 (douanewetboek) — Artikel 241, eerste alinea, eerste streepje — Verplichting van een lidstaat om te voorzien in de betaling van moratoire interest, ook wanneer geen verzoek is ingediend bij de nationale rechterlijke instanties]
6.3.2017 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 70/5 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 18 januari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf — Duitsland) — Wortmann KG Internationale Schuhproduktionen/Hauptzollamt Bielefeld
(Zaak C-365/15)(1)
([Prejudiciële verwijzing - Douane-unie en gemeenschappelijk douanetarief - Terugbetaling van invoerrechten - Verordening (EEG) nr. 2913/92 (douanewetboek) - Artikel 241, eerste alinea, eerste streepje - Verplichting van een lidstaat om te voorzien in de betaling van moratoire interest, ook wanneer geen verzoek is ingediend bij de nationale rechterlijke instanties])
(2017/C 070/06)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Finanzgericht Düsseldorf
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Wortmann KG Internationale Schuhproduktionen
Verwerende partij: Hauptzollamt Bielefeld
Dictum
Wanneer invoerrechten, met inbegrip van antidumpingrechten, worden terugbetaald omdat zij zijn geïnd in strijd met het Unierecht — hetgeen aan de verwijzende rechter staat om na te gaan — bestaat er voor de lidstaten een uit het Unierecht voortvloeiende verplichting om aan de justitiabelen die recht hebben op de terugbetaling, de daarover verschuldigde rente te vergoeden, welke rente begint te lopen op de datum van betaling door deze justitiabelen van de terugbetaalde rechten.