1. Artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 in de rechtspraak van het Hof
33.
Volgens vaste rechtspraak heeft artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 rechtstreekse werking, zodat Turkse staatsburgers op wie deze bepaling van toepassing is, zich voor de gerechten van de lidstaten rechtstreeks op die bepaling kunnen beroepen opdat de daarmee strijdige regels van nationaal recht buiten toepassing worden gelaten.(11) Bovendien maakt dit artikel deel uit van de sociale bepalingen van besluit nr. 1/80, dat een verdere etappe op de weg naar de verwezenlijking van het vrije verkeer van werknemers in de lijn van de artikelen 45 tot en met 47 VWEU vormt, zodat de in het kader van deze Verdragsbepalingen erkende beginselen zo veel mogelijk moeten worden toegepast op Turkse staatsburgers die de bij dat besluit toegekende rechten genieten.(12)
34.
Voorts heeft het Hof geoordeeld dat artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 voorziet in een „stelsel van geleidelijke verkrijging van de rechten”, dat een dubbele doelstelling heeft.(13) Zo heeft het Hof overwogen dat „[e]erst, vóór het verstrijken van het aanvankelijke tijdvak van drie jaar, […] die bepaling de aanwezigheid van de gezinsleden van de migrerende werknemer bij die werknemer mogelijk [beoogt] te maken, om zo door middel van gezinshereniging de arbeid en het verblijf van de reeds legaal in de lidstaat van ontvangst geïntegreerde Turkse werknemer te bevorderen […]. Vervolgens beoogt diezelfde bepaling de duurzame integratie van het gezin van de Turkse migrerende werknemer in de lidstaat van ontvangst te versterken door een gezinslid dat drie jaar legaal in dat land heeft gewoond, de mogelijkheid te bieden om zelf de arbeidsmarkt te betreden. Het aldus nagestreefde wezenlijke doel is de positie van dat gezinslid, dat zich in dat stadium reeds legaal in de lidstaat van ontvangst bevindt, te consolideren door het de middelen te geven om zelf de kost te verdienen in die staat en daar dus een – ten opzichte van de migrerende werknemer – zelfstandig bestaan te leiden.”(14) Wanneer het wordt uitgelegd in het licht van de algemene doelstelling van besluit nr. 1/80, „beoogt het meer bepaald door artikel 7, eerste alinea, van dit besluit opgezette stelsel dus gunstige voorwaarden voor gezinshereniging in de lidstaat van ontvangst te creëren”.(15)
35.
Wat de aan de lidstaten gelaten speelruimte betreft, is het weliswaar vaste rechtspraak dat zij bevoegd blijven tot regeling van de voorwaarden voor de eerste binnenkomst van Turkse staatsburgers op hun grondgebied, alsook van de voorwaarden waaronder deze voor het eerst de arbeidsmarkt mogen betreden(16), maar wanneer die staatsburgers voldoen aan de in een van de bepalingen van besluit nr. 1/80 gestelde voorwaarden en daardoor de rechten genieten die hun bij dit besluit worden toegekend, is het de lidstaten niet toegestaan een regeling vast te stellen die afwijkt van besluit nr. 1/80 of waarbij andere voorwaarden worden gesteld dan waarin dit besluit voorziet(17). Bijgevolg mogen de lidstaten de draagwijdte van het stelsel van geleidelijke integratie van Turkse staatsburgers in de lidstaat van ontvangst niet eenzijdig wijzigen.(18)
36.
Er dient dus te worden vastgesteld of de Duitse autoriteiten het zo‑even vermelde stelsel niet eenzijdig hebben gewijzigd door voor de toekenning van de rechten van artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 als voorwaarde te stellen dat de Turkse werknemer bij wie zich een gezinslid voegt op het grondgebied van een lidstaat, vanaf de datum van aankomst van dit gezinslid tot de legale arbeidsmarkt behoort gedurende de volledige tijd die vereist is voor de verwerving van de rechten van deze bepaling, zonder dat rekening kan worden gehouden met latere perioden waarin die werknemer voor eenzelfde duur tot de legale arbeidsmarkt behoort.
2. Behoren tot de legale arbeidsmarkt en voorwaarden voor de verwerving van de rechten van artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80
37.
Onder welke concrete voorwaarden kan een gezinslid van een Turkse werknemer rechten ontlenen aan artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80? Het Hof heeft deze vraag weliswaar reeds gedeeltelijk beantwoord, maar heeft nooit een duidelijk standpunt ingenomen over de chronologische volgorde waarin aan die voorwaarden moet zijn voldaan.
38.
Alvorens mij te buigen over de uitlegging van die voorwaarden door het Hof, merk ik op dat de tekst zelf van artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 niet expliciet enige voorwaarde behelst die vergelijkbaar is met de door de Duitse autoriteiten gestelde eis. Deze bepaling brengt namelijk enkel de gedachte tot uitdrukking dat gezinsleden van een tot de legale arbeidsmarkt van een lidstaat behorende Turkse werknemer, die toestemming hebben gekregen om zich bij hem te voegen, in beginsel het recht hebben om te reflecteren op een vacature wanneer zij sedert ten minste drie jaar legaal in die staat wonen (artikel 7, eerste alinea, eerste streepje, van besluit nr. 1/80), en aldaar vervolgens vrije toegang hebben tot iedere arbeid in loondienst te hunner keuze wanneer zij er sedert ten minste vijf jaar wonen (artikel 7, eerste alinea, tweede streepje, van besluit nr. 1/80).
39.
Het Hof heeft artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 aldus uitgelegd dat „de in deze bepaling bedoelde rechten slechts [worden] verkregen indien aan twee cumulatieve voorwaarden is voldaan, te weten dat de betrokkene gezinslid van een reeds tot de legale arbeidsmarkt van de lidstaat van ontvangst behorende Turkse werknemer is en dat hij van de bevoegde instanties van die staat toestemming heeft gekregen om zich daar bij die werknemer te voegen. Wanneer die voorwaarden zijn vervuld, moet voor de toepassing van artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 nog worden nagegaan of de betrokken Turkse staatsburger sinds een zekere tijd legaal in de lidstaat van ontvangst samenwoont met de werknemer van wie hij zijn rechten afleidt.”(19)
40.
In zijn rechtspraak heeft het Hof door elkaar verwezen naar het „aanvankelijke tijdvak”(20) van drie jaar, naar het „tijdvak”(21) van drie jaar, naar een „bepaalde periode”(22) en ten slotte naar het „tijdvak van drie jaar vanaf de toegang van het betrokken gezinslid [tot de gastlidstaat]”(23). Deze elementen lijken mij niet doorslaggevend. Ten eerste heeft de verwijzing naar het „aanvankelijke” tijdvak louter tot doel dit tijdvak te onderscheiden van het daaropvolgende tijdvak van twee jaar waarna het gezinslid van een tot de legale arbeidsmarkt van een lidstaat behorende Turkse werknemer krachtens artikel 7, eerste alinea, tweede streepje, van besluit nr. 1/80 recht heeft op vrije toegang tot iedere arbeid in loondienst. Ten tweede staat de verduidelijking in het arrest Pehlivan(24) geheel op zichzelf en is zij verschaft in een zaak waarin geen enkel chronologisch probleem rees zoals dat waarvoor wij ons thans geplaatst zien(25).
41.
Vast staat dat zowel mevrouw Ucar als Kilic voldoet aan de voorwaarden die het Hof van oudsher stelt aan de verwerving van de rechten van artikel 7 van besluit nr. 1/80. Beiden zijn gezinsleden van een Turkse werknemer en hebben op regelmatige wijze toestemming gekregen om zich bij de betrokken Turkse werknemer te voegen op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst. Voorts staat vast dat beiden voldoen aan het vereiste dat sprake is van een werkelijk samenwonen in gezinsverband.(26)
42.
Ten slotte moet volgens de rechtspraak de Turkse werknemer bij wie zich een gezinslid voegt, tot de legale arbeidsmarkt van de lidstaat van verblijf behoren „gedurende de hele periode die vereist is opdat het gezinslid het recht van toegang tot de arbeidsmarkt van [die] lidstaat […] verwerft”.(27) Het begrip „behoren tot de legale arbeidsmarkt” is niet hetzelfde als het verrichten van „legale arbeid” in de zin van artikel 6, lid 1, van besluit nr. 1/80.(28) Wat het behoren tot de legale arbeidsmarkt betreft, heeft het Hof voor recht verklaard dat „dit begrip [doelt] op alle werknemers die de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van de gastlidstaat in acht nemen en dus het recht hebben, in die staat een beroepsactiviteit uit te oefenen”.(29) Een tijdelijke onderbreking van de arbeidsverhouding brengt niet noodzakelijk met zich mee dat de Turkse werknemer ophoudt te behoren tot de legale arbeidsmarkt – althans niet gedurende de periode die hij redelijkerwijs nodig heeft om een andere dienstbetrekking te vinden – mits deze afwezigheid tijdelijk is.(30) Alles bij elkaar genomen „[staat] [e]en Turks werknemer […] slechts buiten de legale arbeidsmarkt indien hij objectief gezien geen enkele kans meer maakt op re‑integratie op de arbeidsmarkt of niet binnen een redelijke termijn […] een nieuwe dienstbetrekking heeft gevonden [na een periode van tijdelijke inactiviteit]”.(31)
43.
Voorts wordt de verwerving van rechten op grond van artikel 6 van besluit nr. 1/80, zoals de Commissie heeft opgemerkt, zelfs erkend wanneer van het door dit artikel vereiste „behoren tot de legale arbeidsmarkt” niet daadwerkelijk sprake is vanaf de aankomst van de betrokken Turkse staatsburger – die op dat ogenblik nog niet eens de hoedanigheid van werknemer hoeft te hebben – op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst.(32) Gelet op de doelstelling van artikel 7 van besluit nr. 1/80 zou het ongepast zijn om te eisen dat bij de toepassing van deze bepaling een gestrengheid aan de dag wordt gelegd die bij de toepassing van artikel 6 van dat besluit niet geboden is.
44.
Wat deze doelstelling betreft, ben ik het niet eens met het argument van de vreemdelingendienst dat, indien artikel 7 van besluit nr. 1/80 aldus wordt uitgelegd dat op grond van dit artikel zelfs rechten kunnen worden verworven wanneer de periode waarin de betrokken Turkse werknemer tot de legale arbeidsmarkt behoort, niet onmiddellijk volgt op de aankomst van zijn gezinslid, er niet langer een samenhang bestaat tussen deze bepaling en de doelstelling ervan, omdat in een dergelijk geval de gezinshereniging niet langer dient te worden bevorderd. Ik ben namelijk van mening dat gunstige voorwaarden voor gezinshereniging enkel kunnen worden geschapen als artikel 7 van besluit nr. 1/80 niet te strikt wordt uitgelegd. Dat de betrokken Turkse werknemer het tijdvak waarin hij behoort tot de legale arbeidsmarkt van de lidstaat van ontvangst, pas volmaakt na de aankomst van het gezinslid dat zich bij hem heeft gevoegd, doet niet af aan de relevantie van het denkbeeld dat de arbeid en het verblijf van de reeds legaal geïntegreerde Turkse werknemer draaglijker worden gemaakt wanneer hij zijn gezin in die lidstaat duurzaam kan herenigen.
45.
Bijgevolg dient te worden vastgesteld dat de Duitse autoriteiten een voorwaarde hebben opgelegd waarin besluit nr. 1/80 niet voorziet, doordat zij aan de toekenning van de rechten van artikel 7, eerste alinea, van dit besluit aan gezinsleden van Turkse werknemers de eis verbinden dat laatstgenoemden vanaf de aankomst van deze gezinsleden tot de legale arbeidsmarkt behoren gedurende de periode die vereist is voor de totstandkoming van deze rechten, zonder dat rekening kan worden gehouden met gelijkwaardige doch later volgemaakte tijdvakken waarin de betrokken Turkse werknemer tot de legale arbeidsmarkt behoort.
46.
In mijn overtuiging gesterkt door het feit dat besluit nr. 1/80 – zoals gezegd – geen uitdrukkelijke bepalingen in tegengestelde zin bevat, ben ik dan ook geneigd zeer concreet aan te nemen dat mevrouw Ucar, die gedurende bijna veertien jaar daadwerkelijk met haar echtgenoot heeft samengeleefd, rechten heeft verworven op grond van artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 zodra de heer Ucar, die tot de legale arbeidsmarkt behoorde, gedurende drie jaar ononderbroken een activiteit had uitgeoefend in algehele overeenstemming met de voorschriften van artikel 6 van dat besluit. Vanaf november 2008 geniet mevrouw Ucar dus de rechten van artikel 7, eerste alinea, eerste streepje, van besluit nr. 1/80, en vanaf november 2010 geniet zij de rechten van artikel 7, eerste alinea, tweede streepje, van dat besluit. Kilic heeft een recht verworven op grond van artikel 7, eerste alinea, eerste streepje, van besluit nr. 1/80 zodra zijn moeder tot de legale arbeidsmarkt behoorde gedurende een periode die voldoende lang was om dit recht in het leven te roepen, te weten vanaf juni 2001.(33)
47.
Volgens de Duitse autoriteiten zou deze uitlegging de personele werkingssfeer van artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 aanzienlijk uitbreiden. Op een – om verschillende redenen bestaand – soortgelijk risico was reeds gewezen in de context van het arrest van 19 juli 2012, Dülger(34). Het Hof had er toen aan herinnerd dat artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 „gezinshereniging uitdrukkelijk afhankelijk stelt van de overeenkomstig de regeling van de gastlidstaat verleende toestemming om zich bij de Turkse migrerende werknemer te voegen […]. Deze voorwaarde […] berust op de overweging dat de gezinshereniging in het kader van de associatie EEG-Turkije geen recht is voor de gezinsleden van de Turkse [migrerende] werknemer, maar integendeel afhankelijk is van een beslissing die de nationale autoriteiten uitsluitend op grond van het recht van de betrokken lidstaat nemen, onder voorbehoud van eerbiediging van de grondrechten […].”(35) Artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 kan dus enkel toepassing vinden doordat de lidstaat van ontvangst toestemming verleent voor gezinshereniging. De personele werkingssfeer van deze bepaling wordt dus vóór alles bepaald door het nationale recht van de onderscheiden staten.
48.
Gelet op een en ander moet artikel 7, eerste alinea, van besluit nr. 1/80 aldus worden uitgelegd dat gezinsleden van een Turkse werknemer die toestemming hebben gekregen om het grondgebied van de lidstaat van ontvangst binnen te komen met het oog op gezinshereniging en die aan alle andere voorwaarden van deze bepaling voldoen, zich op de rechten van die bepaling kunnen beroepen wanneer de periode van drie of vijf jaar gedurende welke de Turkse werknemer bij wie zij zich hebben gevoegd, tot de legale arbeidsmarkt moet behoren, niet onmiddellijk volgt op de aankomst van het betrokken gezinslid op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst.