Home

Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 22 juni 2016.#Thomas Philipps GmbH & Co. KG tegen Grüne Welle Vertriebs GmbH.#Prejudiciële verwijzing – Intellectuele eigendom – Gemeenschapsmodellen – Verordening (EG) nr. 6/2002 – Artikelen 32 en 33 – Licentie – Register van gemeenschapsmodellen – Recht van de licentiehouder om een vordering wegens inbreuk in te stellen hoewel de licentie niet in het register is ingeschreven – Recht van de licentiehouder om een vordering wegens inbreuk in te stellen om vergoeding van de door hemzelf geleden schade te verkrijgen.#Zaak C-419/15.

Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 22 juni 2016.#Thomas Philipps GmbH & Co. KG tegen Grüne Welle Vertriebs GmbH.#Prejudiciële verwijzing – Intellectuele eigendom – Gemeenschapsmodellen – Verordening (EG) nr. 6/2002 – Artikelen 32 en 33 – Licentie – Register van gemeenschapsmodellen – Recht van de licentiehouder om een vordering wegens inbreuk in te stellen hoewel de licentie niet in het register is ingeschreven – Recht van de licentiehouder om een vordering wegens inbreuk in te stellen om vergoeding van de door hemzelf geleden schade te verkrijgen.#Zaak C-419/15.

Zaak C‑419/15

Thomas Philipps GmbH & Co. KG

tegen

Grüne Welle Vertriebs GmbH

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Oberlandesgericht Düsseldorf)

„Prejudiciële verwijzing — Intellectuele eigendom — Gemeenschapsmodellen — Verordening (EG) nr. 6/2002 — Artikelen 32 en 33 — Licentie — Register van gemeenschapsmodellen — Recht van de licentiehouder om een vordering wegens inbreuk in te stellen hoewel de licentie niet in het register is ingeschreven — Recht van de licentiehouder om een vordering wegens inbreuk in te stellen om vergoeding van de door hemzelf geleden schade te verkrijgen”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 22 juni 2016

  1. Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Methoden – Letterlijke, systematische en teleologische uitlegging

  2. Gemeenschapsmodellen – Gemeenschapsmodellen als vermogensbestanddelen – Tegenwerpelijkheid aan derden – Recht van de licentiehouder om een vordering wegens inbreuk in te stellen hoewel de licentie niet in het register van gemeenschapsmodellen is ingeschreven

    (Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 28, 29, 32, 33, leden 2 en 3)

  3. Gemeenschapsmodellen – Gemeenschapsmodellen als vermogensbestanddelen – Licenties – Recht van de licentiehouder om in een door hem ingestelde procedure wegens inbreuk vergoeding van zijn eigen schade te vorderen

    (Verordening nr. 6/2002 van de Raad, overweging 29 en art. 32, leden 3 en 4)

  1. Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 18)

  2. Artikel 33, lid 2, eerste volzin, van verordening nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen moet aldus worden uitgelegd dat de licentiehouder een vordering kan instellen wegens inbreuk op het ingeschreven gemeenschapsmodel waarop de licentie betrekking heeft, hoewel deze licentie niet in het register van gemeenschapsmodellen is ingeschreven.

    Een tegelijk letterlijke en systematische uitlegging van artikel 33, leden 2 en 3, van verordening nr. 6/2002 biedt steun aan de opvatting dat dit artikel, in zijn geheel, ertoe strekt de tegenwerpelijkheid te regelen van de in de artikelen 28, 29 en 32 van de verordening bedoelde rechtshandelingen aan derden die rechten op het ingeschreven gemeenschapsmodel hebben of kunnen hebben.

    Vervolgens staat vast dat titel III van verordening nr. 6/2002, waartoe artikel 33 behoort, als opschrift heeft „Gemeenschapsmodellen als vermogensbestanddelen”. Bijgevolg bevatten alle artikelen van deze titel regels inzake gemeenschapsmodellen als vermogensbestanddelen. Dit geldt voor de artikelen 28, 29 en 32 van deze verordening, die zien op handelingen die gemeen hebben dat zij tot doel of gevolg hebben dat een recht op het model wordt gevestigd of overgaat.

    Ten slotte dient te worden opgemerkt dat in artikel 32, lid 3, eerste volzin, van verordening nr. 6/2002 als enige voorwaarde voor het recht van de licentiehouder om een vordering wegens inbreuk op een gemeenschapsmodel in te stellen, onverminderd het bepaalde in de licentieovereenkomst, de toestemming van de houder van dat model wordt gesteld.

    Tevens staat vast dat volgens artikel 32, lid 5, van verordening nr. 6/2002 de licentie in het register wordt ingeschreven op verzoek van een van de partijen. Dit artikel bevat echter – evenmin als artikel 29 van deze verordening – geen bepaling die analoog is aan die van artikel 28, onder b), van deze verordening, volgens hetwelk „[z]olang de overgang niet in het register is ingeschreven, [...] de rechtverkrijgende zich niet op de uit de inschrijving van het gemeenschapsmodel voortvloeiende rechten [mag] beroepen”.

    Artikel 28, onder b), van verordening nr. 6/2002 zou overigens geen nut hebben indien artikel 33, lid 2, van deze verordening aldus zou moeten worden uitgelegd dat het belet dat alle in de artikelen 28, 29 en 32 van deze verordening bedoelde rechtshandelingen jegens alle derden kunnen worden ingeroepen zolang deze handelingen niet in het register zijn ingeschreven.

    Aangaande het doel van de in artikel 33, lid 2, eerste volzin, van verordening nr. 6/2002 uitgevaardigde regel dient te worden geoordeeld dat de niet-tegenwerpelijkheid aan derden van de in de artikelen 28, 29 en 32 van deze verordening bedoelde rechtshandelingen die niet in het register zijn ingeschreven, strekt tot bescherming van diegene die rechten op een gemeenschapsmodel als vermogensbestanddeel heeft of kan hebben. Daaruit volgt dat artikel 33, lid 2, eerste volzin, van deze verordening niet van toepassing is op een situatie als in het hoofdgeding, waarin de licentiehouder een derde ten laste legt, door inbreuk op het model te maken de door het gemeenschapsmodel verleende rechten te hebben geschonden.

    (cf. punten 19‑25, dictum 1)

  3. Artikel 32, lid 3, van verordening nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen moet aldus worden uitgelegd dat de licentiehouder in het kader van een door hem overeenkomstig deze bepaling ingestelde vordering wegens inbreuk op een gemeenschapsmodel vergoeding van zijn eigen schade kan vorderen.

    Een gezamenlijke lezing is geboden van de leden 3 en 4, van artikel 32 van verordening nr. 6/2002, die voor de houder van een licentie op een gemeenschapsmodel een systeem van rechtsmiddelen invoeren die deze kan aanwenden tegen degene die op dat gemeenschapsmodel inbreuk maakt. Op grond van deze bepalingen kan de licentiehouder ofwel rechtstreeks ageren, door een vordering wegens inbreuk in te stellen met toestemming van de houder van het model, of, in geval van een uitsluitende licentie, na aanmaning van deze houder indien deze niet zelf binnen een redelijke termijn een vordering wegens inbreuk instelt, ofwel interveniëren in de vordering wegens inbreuk die de modelhouder heeft ingesteld. Dit laatste rechtsmiddel is het enige waarover de houder van een niet-uitsluitende licentie beschikt wanneer hij van de modelhouder niet de toestemming heeft gekregen om zelf alleen een vordering in te stellen.

    Ook al kan de licentiehouder vergoeding van zijn eigen schade vorderen door te interveniëren in de vordering wegens inbreuk die de houder van het gemeenschapsmodel heeft ingesteld, belet niets hem om ook vergoeding van zijn eigen schade te vorderen wanneer hij zelf de vordering wegens inbreuk instelt met toestemming van de houder van het gemeenschapsmodel of, wanneer hij houder van een uitsluitende licentie is, zonder diens toestemming ingeval deze houder na aanmaning stilzit.

    Het systeem van rechtsmiddelen waarover de licentiehouder beschikt, zou trouwens een gebrek aan coherentie vertonen indien de licentiehouder zijn eigen belangen alleen zou kunnen verdedigen door te interveniëren in de door de houder van het gemeenschapsmodel ingestelde vordering, hoewel hij alleen rechtstreeks kan ageren met toestemming van die houder, en zelfs zonder diens toestemming in geval van een uitsluitende licentie, om hun gemeenschappelijke belangen te verdedigen.

    Bovendien beantwoordt de mogelijkheid voor de licentiehouder om in het kader van de in artikel 32, lid 3, van verordening nr. 6/2002 bedoelde vordering vergoeding van zijn eigen schade te vorderen aan de in overweging 29 van deze verordening uiteengezette doelstelling om de uitoefening van de met een gemeenschapsmodel verbonden rechten doeltreffend te waarborgen in de gehele Unie, alsmede aan de doelstelling van deze bepaling en van artikel 32, lid 4, van deze verordening, die erin bestaat de licentiehouder proceduremiddelen te bieden om te ageren tegen inbreuken en om zo deze rechten die hem zijn toegekend, te verdedigen. Wanneer hem zou worden verboden met dat oogmerk te ageren, zou hij, ook in geval van een uitsluitende licentie, volledig afhankelijk worden van de houder van het gemeenschapsmodel wanneer hij vergoeding van zijn eigen schade wil verkrijgen en zou hij aldus, ingeval deze houder stilzit, gehinderd worden in de uitoefening van diezelfde rechten. Bijgevolg zou een dergelijk verbod in strijd zijn met zowel de doelstelling van verordening nr. 6/2002 als de doelstelling van artikel 32, leden 3 en 4, van deze verordening.

    (cf. punten 28‑32, dictum 2)