Home

Zaak C-650/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 4 december 2015 door Polyelectrolyte Producers Group GEIE (PPG), SNF SAS tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer — uitgebreid) van 25 september 2015 in zaak T-268/10 RENV: Polyelectrolyte Producers Group GEIE (PPG), SNF SAS/Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

Zaak C-650/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 4 december 2015 door Polyelectrolyte Producers Group GEIE (PPG), SNF SAS tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer — uitgebreid) van 25 september 2015 in zaak T-268/10 RENV: Polyelectrolyte Producers Group GEIE (PPG), SNF SAS/Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

8.2.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/25


Hogere voorziening ingesteld op 4 december 2015 door Polyelectrolyte Producers Group GEIE (PPG), SNF SAS tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer — uitgebreid) van 25 september 2015 in zaak T-268/10 RENV: Polyelectrolyte Producers Group GEIE (PPG), SNF SAS/Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

(Zaak C-650/15 P)

(2016/C 048/30)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Polyelectrolyte Producers Group GEIE (PPG), SNF SAS (vertegenwoordigers: R. Cana, advocaat, D. Abrahams, barrister, E. Mullier, advocaat)

Andere partijen in de procedure: Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA), Koninkrijk der Nederlanden, Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht in zaak T-268/10 RENV vernietigen;

de litigieuze handeling nietig verklaren;

subsidiair, de zaak naar het Gerecht terugverwijzen voor uitspraak op rekwirantes’ beroep tot nietigverklaring;

verweerder verwijzen in de kosten, met inbegrip van de kosten van de procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht in zaak T-268/10 RENV, waarbij rekwirantes’ beroep tot nietigverklaring van het besluit van het Europees Agentschap voor chemische stoffen („ECHA”) houdende identificatie van acrylamide als stof die voldoet aan de criteria van artikel 57 van verordening nr. 1907/2006(1) inzake de registratie en de beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen overeenkomstig artikel 59 van verordening nr. 1907/2006 is verworpen.

De door rekwirantes aangevoerde middelen kunnen worden samengevat als volgt:

1.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door een onjuiste uitlegging te geven van de REACH-verordening bij de uitlegging van de definitie van „tussenstoffen” in artikel 3, punt 15, van de REACH-verordening

a)

door de vormen van eindgebruik van de synthese in strijd met de duidelijke tekst van artikel 3, punt 15, op te vatten als een uitsluitingscriterium;

b)

door de definitie van „tussenstoffen” uit te leggen op een wijze die strijdig is met de doelstellingen van de REACH-verordening; en

c)

door geen onafhankelijke, maar wel een op irrelevante punten van bijlage 4 bij het ECHA richtsnoer inzake tussenproducten gebaseerde, beoordeling te maken.

2.

Het Gerecht is zijn motiveringsplicht niet nagekomen door niet in te gaan op rekwirantes’ argument dat artikel 2, lid 8, onder b, van de REACH-verordening geldt voor titel VII van de REACH-verordening in zijn geheel.

3.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door een onjuiste uitlegging te geven van de REACH-verordening voor zover het heeft geoordeeld dat tussenstoffen niet zijn vrijgesteld van artikel 59 van de REACH-verordening.

4.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat verweerder geen kennelijke beoordelingsfout heeft begaan door geen rekening te houden met de gegevens in bijlage VX bij de REACH-verordening.

5.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van de evenredigheid van de litigieuze handeling.

6.

Het Gerecht is zijn motiveringsplicht niet-nagekomen door niet in te gaan op de door rekwirantes voorgestelde minder belastende maatregelen.