Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Derde kamer) van 10 maart 2016.#Małgorzata Kozak tegen Europese Commissie.#Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/293/14 – Besluit van de jury om een kandidaat niet toe te laten tot deelneming aan de toetsen in het beoordelingscentrum – Verzoek om herziening – Nieuw besluit van de jury tot bevestiging van haar eerste besluit – Kennisgeving door EPSO van een gemotiveerd antwoord – Louter bevestigende handeling – Beroepstermijn – Kennelijke niet-ontvankelijkheid – Artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering.#Zaak F-152/15.
Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Derde kamer) van 10 maart 2016.#Małgorzata Kozak tegen Europese Commissie.#Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/293/14 – Besluit van de jury om een kandidaat niet toe te laten tot deelneming aan de toetsen in het beoordelingscentrum – Verzoek om herziening – Nieuw besluit van de jury tot bevestiging van haar eerste besluit – Kennisgeving door EPSO van een gemotiveerd antwoord – Louter bevestigende handeling – Beroepstermijn – Kennelijke niet-ontvankelijkheid – Artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering.#Zaak F-152/15.
BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE
(Derde kamer)
10 maart 2016
Małgorzata Kozak
tegen
Europese Commissie
„Openbare dienst — Algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/293/14 — Besluit van de jury om een kandidaat niet toe te laten tot deelneming aan de toetsen in het beoordelingscentrum — Verzoek om herziening — Nieuw besluit van de jury tot bevestiging van haar eerste besluit — Kennisgeving door EPSO van een gemotiveerd antwoord — Louter bevestigende handeling — Beroepstermijn — Kennelijke niet-ontvankelijkheid — Artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering”
Betreft:
Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Kozak vraagt om, kort samengevat, nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/293/14 (hierna: „jury”) van 15 april 2015 volgens hetwelk zij niet was geslaagd voor de in het kader van dat vergelijkend onderzoek georganiseerde toets van „talent screener”, hetgeen tot gevolg had dat zij niet was toegelaten tot deelneming aan de toetsen in het beoordelingscentrum in het kader van dat vergelijkend onderzoek, alsmede van het besluit van 11 juni 2015 waarbij de jury na herziening haar eerste besluit had bevestigd.
Beslissing:
Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Kozak draagt haar eigen kosten.
Samenvatting
Beroepen van ambtenaren — Voorafgaande administratieve klacht — Termijnen — Verzoek dat betrekking heeft op het antwoord van een jury van een vergelijkend onderzoek op aanvullende argumenten die een afgewezen kandidaat heeft aangevoerd na de kennisgeving van een besluit tot herziening van die jury — Geen nieuw feit waardoor de termijn opnieuw gaat lopen — Niet-ontvankelijkheid
(Art. 270 VWEU; Ambtenarenstatuut, art. 91)
De kennisgeving van het gemotiveerde antwoord van de jury op de argumenten die een kandidaat, die niet was toegelaten tot deelneming aan de toetsen van een vergelijkend onderzoek in het beoordelingscentrum, had aangevoerd in zijn verzoek om herziening, welke namens de voorzitter van de jury is verricht door het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO), kan niet worden aangemerkt als een nieuw besluit dat door de jury genomen is na een tweede heronderzoek van zijn geval, dat verschilt van het eerste heronderzoek dat de jury reeds had verricht met het oog op de vaststelling van het besluit tot herziening.
Die kennisgeving vormt immers een handeling die het besluit tot herziening alleen maar bevestigt, zodat de totstandkoming van die handeling niet tot gevolg kan hebben dat er een nieuwe beroepstermijn begint te lopen tegen het besluit van de jury om de betrokkene niet uit te nodigen voor de volgende fase van het vergelijkend onderzoek en tegen het besluit tot herziening.
De omstandigheid dat EPSO de betrokkene in zijn kennisgeving de inhoud heeft meegedeeld van de redenen op basis waarvan de jury in haar besluit tot herziening haar voorgaande besluit had bevestigd, kan voor de betrokkene geen beroepstermijn doen ontstaan tegen het besluit tot herziening noch tegen het besluit om hem niet uit te nodigen tot de volgende toets van het vergelijkend onderzoek.
Indien dit niet het geval was, zou elk uitdrukkelijk besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek, daaronder begrepen een besluit tot herziening, ongeacht de vraag of het ontoereikend of niet is gemotiveerd, voor welke kwalificatie een inhoudelijk onderzoek nodig is, op elk moment het voorwerp kunnen vormen van een verzoek om aanvulling van de motivering waardoor de kandidaten van het betrokken vergelijkend onderzoek vanaf de datum van ontvangst van de aanvullende motivering over een nieuwe termijn kunnen beschikken om hetzij een beroep in te stellen krachtens artikel 270 VWEU en artikel 91 van het Statuut hetzij, naargelang het geval, een klacht in te dienen binnen de statutaire termijn van drie maanden, terwijl de ontbrekende of ontoereikende motivering van een besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek nu juist een middel is dat in het kader van een beroep of, eventueel, van een klacht aan de orde kan worden gesteld.
(cf. punten 23‑27)
Referentie:
Hof: arresten van 10 november 1980, Grasselli/Commissie, 23/80, EU:C:1980:284, punt 18, en 14 september 2006, Commissie/Fernández Gómez, C‑417/05 P, EU:C:2006:582, punt 46
Gerecht van eerste aanleg: beschikking van 7 september 2005, Krahl/Commissie, T‑358/03, EU:T:2005:301, punt 47
Gerecht voor ambtenarenzaken: beschikking van 22 april 2015, ED/ENISA, F‑105/14, EU:F:2015:33, punten 37 en 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak