Zaak T-107/15: Beroep ingesteld op 25 februari 2015 — Uganda Commercial Impex/Raad
Zaak T-107/15: Beroep ingesteld op 25 februari 2015 — Uganda Commercial Impex/Raad
26.5.2015 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 171/26 |
Beroep ingesteld op 25 februari 2015 — Uganda Commercial Impex/Raad
(Zaak T-107/15)
(2015/C 171/31)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Uganda Commercial Impex Ltd (Kampala, Uganda) (vertegenwoordigers: S. Zaiwalla, P. Reddy, K. Mittal en Z. Burbeza, solicitors, en R. Blakeley, barrister)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie
Conclusies
— | uitvoeringsbesluit 2014/862/GBVB(1) van de Raad en uitvoeringsverordening (EU) nr. 1275/2014(2) van de Raad nietig verklaren voor zover zij van toepassing zijn op verzoekende partij (waaronder begrepen het opnemen van verzoekende partij onder b) 9 van de bijlage bij besluit 2014/962/GBVB); |
— | voor zover noodzakelijk, artikel 9, lid 1, van verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad van 18 juli 2005 (zoals gewijzigd) niet van toepassing verklaren op verzoekende partij, en |
— | de Raad verwijzen in de kosten van verzoekende partij. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekende partij vier middelen aan.
1. | Eerste middel: de Raad heeft de aanwijzing van verzoekende partij niet of niet naar behoren onafhankelijk beoordeeld, zoals hij vereist was te doen, en heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door gevolg te geven aan het besluit van het sanctiecomité van de Verenigde Naties zonder enige beoordeling op EU-niveau te verrichten. |
2. | Tweede middel: de Raad heeft een kennelijke beoordelingsfout begaan en/of de aanwijzing van verzoekende partij is onwettig, omdat in het geval van verzoekende partij niet is voldaan aan de aanwijzingscriteria. Met name kan niet op goede gronden worden gesteld, dat verzoekende partij het wapenembargo heeft geschonden en de Raad kan geen van de relevante zaken in zijn motivering bewijzen en/of heeft dit niet gedaan. |
3. | Derde middel: de Raad heeft de procedurele rechten van verzoekende partij geschonden en met name haar rechten van verdediging en op een doeltreffende voorziening in rechte, door onder andere verzoekende partij niet de informatie te verschaffen waarop het aanwijzen van verzoekende partij steunde voordat uitvoeringsbesluit 2014/862/GBVB van de Raad en uitvoeringsverordening (EU) nr. 1275/2014 van de Raad werden aangenomen, en door niet afdoende te motiveren. |
4. | Vierde middel: met de aanwijzing van verzoekende partij worden in ieder geval haar grondrechten en het evenredigheidsbeginsel geschonden. |