Home

Zaak C-57/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 1 februari 2016 door ClientEarth tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 13 november 2015 in de gevoegde zaken T-424/14 en T-425/14, ClientEarth/Europese Commissie

Zaak C-57/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 1 februari 2016 door ClientEarth tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 13 november 2015 in de gevoegde zaken T-424/14 en T-425/14, ClientEarth/Europese Commissie

30.5.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/5


Hogere voorziening ingesteld op 1 februari 2016 door ClientEarth tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 13 november 2015 in de gevoegde zaken T-424/14 en T-425/14, ClientEarth/Europese Commissie

(Zaak C-57/16 P)

(2016/C 191/08)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: ClientEarth (vertegenwoordigers: O. W. Brouwer, F. Heringa en J. Wolfhagen, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

i.

vernietiging van het arrest van het Gerecht van 13 november 2015, waarbij het

rekwirantes beroep heeft afgewezen;

rekwirante heeft verwezen in haar eigen kosten en in de kosten van de Europese Commissie.

ii.

verwijzing van de Commissie in de kosten, met inbegrip van de kosten van eventuele interveniënten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante verzoekt om vernietiging van het arrest op de volgende gronden:

1. Onjuiste rechtsopvatting door met betrekking tot de gevraagde documenten een algemene aanname te aanvaarden in het kader van artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1049/2001(1).

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, omdat het:

i.

de rechtspraak van het Hof onjuist heeft toegepast;

ii.

voorbij is gegaan aan het feit dat artikel 17, leden 1 tot en met 3, VEU geen grondslag biedt voor aanvaarding van een dergelijke algemene aanname;

iii.

een algemene aanname met betrekking tot de niet openbaarmaking van de gevraagde documenten heeft aanvaard, zonder te beoordelen of sprake was van specifieke en concrete schade;

iv.

ten onrechte niet heeft erkend dat de gevraagde documenten intrinsiek verbonden zijn met het besluit om al dan niet beleidsinitiatieven op het vlak van wetgeving te nemen.

2. Onjuiste rechtsopvatting door het bestaan van een hoger openbaar belang niet te erkennen.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, omdat het:

i.

ten onrechte niet is ingegaan op de door ClientEarth aangevoerde aspecten met betrekking tot het bijzonder openbaar belang;

ii.

heeft geoordeeld dat de openbaarmaking van de gevraagde documenten op een later tijdstip het bestaan van een hoger openbaar belang bij de openbaarmaking van de gevraagde documenten uitsluit;

iii.

heeft geoordeeld dat de openbaarmaking van andere dan de gevraagde documenten het bestaan van een hoger openbaar belang bij de openbaarmaking van de gevraagde documenten uitsluit;

iv.

voorbij is gegaan aan de aard van het openbaar belang van ClientEarth;

v.

ten onrechte heeft nagelaten de weigeringsgronden beperkt uit te leggen, rekening houdend, overeenkomstig artikel 6, lid 1, tweede zin, van verordening (EG) nr. 1367/2006(2), met het openbaar belang dat bij openbaarmaking is gediend;

vi.

voorbij is gegaan aan het openbaar belang dat is gediend bij de bevordering van toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden.