Home

Zaak C-92/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia n° 1 de Fuenlabrada (Spanje) op 5 februari 2016 — Bankia, S.A./Henry-Rodolfo Rengifo Jiménez en Sheyla-Jeanneth Felix Caiza

Zaak C-92/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia n° 1 de Fuenlabrada (Spanje) op 5 februari 2016 — Bankia, S.A./Henry-Rodolfo Rengifo Jiménez en Sheyla-Jeanneth Felix Caiza

2.5.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 156/27


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 1 de Fuenlabrada (Spanje) op 5 februari 2016 — Bankia, S.A./Henry-Rodolfo Rengifo Jiménez en Sheyla-Jeanneth Felix Caiza

(Zaak C-92/16)

(2016/C 156/36)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de Primera Instancia no 1 de Fuenlabrada

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Bankia, S.A.

Verwerende partijen: Henry-Rodolfo Rengifo Jiménez en Sheyla-Jeanneth Felix Caiza

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten(1) aldus worden uitgelegd dat een overeenkomst niet kan voortbestaan zonder het oneerlijke beding wanneer de resterende inhoud onredelijk bezwarend is voor de verkoper?

2)

Indien een voor de verkoper onredelijk bezwarende overeenkomst niet kan voortbestaan, kan de nationale rechter dan ter bescherming van de consument de overeenkomst in stand laten door een bepaling van aanvullend recht toe te passen, of dient hij de overeenkomst aan te vullen met een voor de verkoper minimaal aanvaardbare regel?

3)

Is het in geval van ongeldigheid van een beding inzake vervroegde opeisbaarheid wegens de oneerlijkheid ervan mogelijk dat de rest van de overeenkomst blijft voortbestaan in de zin van artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13?

4)

Kan de consument bij de rechter die de procedure behandelt afzien van de door richtlijn 93/13 geboden bescherming?

5)

Is een nationale proceswet die bepaalde materiële rechten of voordelen van de consument afhankelijk stelt van de vraag of er een — zeer voortvarende — executieprocedure plaatsvindt, en deze rechten en voordelen niet toekent in andere procedures, verenigbaar met het doeltreffendheidsbeginsel als bedoeld in richtlijn 93/13 en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie(2)?