Zaak C-321/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Dublin Circuit & District Civil Courts Office (Ierland) op 6 juni 2016 –Maria Isabel Harmon/Owen Pardue
Zaak C-321/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Dublin Circuit & District Civil Courts Office (Ierland) op 6 juni 2016 –Maria Isabel Harmon/Owen Pardue
1.8.2016 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 279/22 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Dublin Circuit & District Civil Courts Office (Ierland) op 6 juni 2016 –Maria Isabel Harmon/Owen Pardue
(Zaak C-321/16)
(2016/C 279/29)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
Dublin Circuit & District Civil Courts Office
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Maria Isabel Harmon
Verwerende partij: Owen Pardue
Prejudiciële vragen
1) | Heeft de Director of Public Prosecutions (hoofd van het openbaar ministerie; hierna: „DPP”), gelet op hetgeen in de prejudiciële beslissing is uiteengezet, de grondrechten van Pardue geschonden, in het bijzonder de rechten zoals neergelegd in de artikelen 6, 20, 41, 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en zoals nader uiteengezet in de preambule daarvan? |
2) | Heeft de DPP, gelet op hetgeen in de prejudiciële beslissing is uiteengezet, het recht om te weigeren zich aan een rechtmatig rechterlijk bevel te houden, en, indien de DPP zich hieraan niet houdt en/of geen uitleg of reden voor deze niet-naleving geeft, is dat dan verenigbaar met het Handvest? |
3) | Is het, gelet op hetgeen in de prejudiciële beslissing is uiteengezet en gelet op de feiten van deze zaak, in overeenstemming en verenigbaar met het Handvest dat besluiten van de DPP slechts dan door een gerecht kunnen worden getoetst, wanneer is aangetoond dat de DPP het besluit te kwader trouw of op verkeerde gronden of op basis van onjuist beleid heeft genomen, zoals in de huidige stand van het Ierse recht mogelijk is? |