Home

Zaak C-567/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (Chancery Division) (Verenigd Koninkrijk) op 10 november 2016 — Merck Sharp/Comptroller-General of Patents, Designs and Trade Marks

Zaak C-567/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (Chancery Division) (Verenigd Koninkrijk) op 10 november 2016 — Merck Sharp/Comptroller-General of Patents, Designs and Trade Marks

23.1.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 22/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (Chancery Division) (Verenigd Koninkrijk) op 10 november 2016 — Merck Sharp/Comptroller-General of Patents, Designs and Trade Marks

(Zaak C-567/16)

(2017/C 022/20)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Justice (Chancery Division)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Merck Sharp

Verwerende partij: Comptroller-General of Patents, Designs and Trade Marks

Prejudiciële vragen

1)

Dient een einde-procedure-bericht dat door de referentielidstaat overeenkomstig artikel 28, lid 4, van richtlijn 2001/83/EG(1) van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik is opgesteld vóór het vervallen van het basisoctrooi, te worden beschouwd als gelijkwaardig aan een vergunning voor het in de handel brengen voor de toepassing van artikel 3, onder b), van verordening (EG) nr. 469/2009(2) van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (gecodificeerde versie) („ABC-verordening”), zodat een aanvrager van een aanvullend beschermingscertificaat in de betrokken lidstaat een dergelijk certificaat kan aanvragen en verkrijgen op basis van het einde-procedure-bericht?

2)

Indien het antwoord op vraag (1) ontkennend luidt: is in de in vraag 1 vermelde omstandigheden het feit dat op de datum van de aanvraag van een aanvullend beschermingscertificaat in de betrokken lidstaat geen vergunning voor het in de handel brengen is afgegeven in die lidstaat, een gebrek dat overeenkomstig artikel 10, lid 3, van de ABC-verordening kan worden hersteld nadat die vergunning is afgegeven?