Home

Zaak C-601/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2016 door Arrow Group ApS, Arrow Generics Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 8 september 2016 in zaak T-467/13, Arrow Group ApS, Arrow Generics Ltd/Europese Commissie

Zaak C-601/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2016 door Arrow Group ApS, Arrow Generics Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 8 september 2016 in zaak T-467/13, Arrow Group ApS, Arrow Generics Ltd/Europese Commissie

30.1.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 30/29


Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2016 door Arrow Group ApS, Arrow Generics Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 8 september 2016 in zaak T-467/13, Arrow Group ApS, Arrow Generics Ltd/Europese Commissie

(Zaak C-601/16 P)

(2017/C 030/34)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: Arrow Group ApS, Arrow Generics Ltd (vertegenwoordigers: C. Firth, S. Kon, C. Humpe, Solicitors)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 8 september 2016 in zaak T-467/13 vernietigen en/of de artikelen 1, 2 en 3 van besluit C(2013) 3803 final van de Commissie van 19 juni 2013 in zaak COMP/39226 — Lundbeck, nietig verklaren voor zover deze betrekking hebben op Arrow; of

subsidiair, het arrest van het Gerecht van 8 september 2016 in zaak T-467/13 vernietigen en de zaak terugverwijzen naar het Gerecht; of

meer subsidiair, het arrest van het Gerecht van 8 september 2016 in zaak T-467/13 vernietigen voor zover in dat arrest is geoordeeld dat de bij artikel 2 van besluit C(2013) 3803 final aan Arrow opgelegde geldboete wordt gehandhaafd in verband met de Britse en Deense overeenkomsten, dan wel de geldboete verlagen, en

de Commissie verwijzen in de kosten van Arrow.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste grond: het Gerecht heeft de relevante toets voor potentiële mededinging verkeerd toegepast

1.

Eerste middel: het Gerecht heeft de bewijslast naar Arrow verschoven en de Commissie bevrijd van haar verplichting om het bestaan van potentiële mededinging aan te tonen.

2.

Tweede middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting door het bestaan van potentiële mededinging af te leiden uit een reeks hypothesen, in strijd met het beginsel dat voor potentiële mededinging vereist is dat er een reële en concrete mogelijkheid van toegang tot de markt bestaat.

3.

Derde middel: het Gerecht heeft te veel gewicht gehecht aan Lundbecks bedoeling en het belang, als bewijs, van feiten die zich na het aangaan van de overeenkomsten hebben voorgedaan, verkeerd beoordeeld.

4.

Vierde middel: het Gerecht heeft verzuimd in te gaan op het belang en de gevolgen van de uitspraak van de Engelse rechter in de Paroxetine zaak.

5.

Vijfde middel: het Gerecht heeft ten onrechte het bestaan van potentiële mededinging afgeleid uit het feit dat Arrow stappen had gezet ter voorbereiding op toetreding tot de markt.

6.

Zesde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een verkeerde opvatting door een vermoeden toe te passen van voorlopige ongeldigheid en een vermoeden dat er geen sprake was van inbreuk op Lundbecks octrooien.

Tweede grond: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting door vast te stellen dat de schikkingsovereenkomsten inzake de octrooien een mededingingsbeperkende strekking hadden

1.

Eerste middel: het Gerecht is voorbij gegaan aan het feit dat een overeenkomst die louter „in staat” is de mededinging te beperken, geen inbreuk naar strekking is.

2.

Tweede middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting door de overeenkomsten aan te merken als in wezen marktuitsluitingsovereenkomsten.

3.

Derde middel: het Gerecht is ten onrechte tot de slotsom gekomen dat de Commissie kon aantonen dat de overeenkomsten een mededingingsbeperkende strekking hadden zonder rekening te hoeven houden met de situatie die zonder de overeenkomsten zou hebben bestaan.

Derde grond: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting door de slotsom van de Commissie te aanvaarden dat Arrow opzettelijk of uit onachtzaamheid handelde door de gestelde inbreuk te plegen en er had geen geldboete moeten worden opgelegd.