Home

Zaak T-644/16: Beroep ingesteld op 9 september 2016 — ClientEarth/Commissie

Zaak T-644/16: Beroep ingesteld op 9 september 2016 — ClientEarth/Commissie

31.10.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 402/54


Beroep ingesteld op 9 september 2016 — ClientEarth/Commissie

(Zaak T-644/16)

(2016/C 402/64)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: ClientEarth (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: O. Brouwer, advocaat, en N. Frey, Solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van het krachtens verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(1) genomen besluit van de Commissie houdende weigering van de toegang tot de gevraagde documenten, dat op 1 juli 2016 aan verzoekster werd meegedeeld bij brief met kenmerk C(2016) 4286 final;

verwijzing van de Commissie in verzoeksters kosten in overeenstemming met artikel 87 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, met inbegrip van de kosten van eventuele interveniërende partijen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: onjuiste rechtsopvattingen en een kennelijke beoordelingsfout die hebben geleid tot de onjuiste toepassing van de uitzondering voor de internationale betrekkingen [artikel 4, lid 1, onder a), derde streepje, van verordening nr. 1049/2001] en ontoereikende motivering:

de Commissie heeft niet aangetoond dat de uitzondering voor de internationale betrekkingen van toepassing is. Zij heeft met name niet aangetoond hoe de openbaarmaking van louter juridische documenten die reflecties over Unierecht bevatten als zodanig strategische doelstellingen die door de Europese Unie worden nagestreefd bij onderhandelingen kan onthullen, of de onderhandelingspositie van de Commissie verzwakt. De Commissie is gebonden aan de regels van de rechtsstaat en kan geen internationale overeenkomsten in strijd met het Unierecht sluiten. Verzoekster betoogt voorts dat artikel 4, punt 1, onder a), van verordening nr. 1049/2001 (en andere uitzonderingen) niet „in perpetuum” kan worden ingeroepen, dat wil zeggen zolang de Commissie om het even waar onderhandelingen voert inzake andere internationale overeenkomsten. De Commissie heeft bovendien niet gemotiveerd hoe de openbaarmaking van de gevraagde documenten concreet en daadwerkelijk afbreuk zou kunnen doen aan het openbaar belang inzake internationale betrekkingen.

2.

Tweede middel: onjuiste rechtsopvattingen en een kennelijke beoordelingsfout die hebben geleid tot een onjuiste toepassing van de uitzondering voor bescherming van juridisch advies (artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001) en ontoereikende motivering:

de Commissie heeft niet aangetoond dat er een redelijkerwijs voorzienbaar en niet louter hypothetisch risico bestaat dat de openbaarmaking van de gevraagde documenten haar belang bij het krijgen van openhartig, objectief en volledig juridisch advies zou ondermijnen.

3.

Derde middel: onjuiste rechtsopvattingen en een kennelijke beoordelingsfout die hebben geleid tot een onjuiste toepassing van de bescherming van de uitzondering voor het besluitvormingsproces (artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 1049/2001) en ontoereikende motivering:

de Commissie heeft niet uitgelegd hoe de toegang tot de gevraagde documenten concreet en daadwerkelijk afbreuk zou kunnen doen aan het besluitvormingsproces.

4.

Vierde middel: onjuiste rechtsopvatting en een kennelijke beoordelingsfout die hebben geleid tot de onjuiste toepassing van het criterium van het hoger openbaar belang, en ontoereikende motivering:

er bestaat een hoger openbaar belang, aangezien openbaarmaking de mogelijkheid zou bieden om een debat te voeren over de toegang tot justitie, met name de toegang tot (en de rol van) binnenlandse rechtbanken, en de behoefte om de eenheid en zelfstandigheid van het Unierecht te behouden. Deze thema’s hebben een rechtstreeks belang voor Unieburgers en ngo’s zoals verzoekster.

5.

Vijfde middel: schending van artikel 4, lid 6, van verordening nr. 1049/2001 (gedeeltelijke toegang) en verzoek tot het nemen van een onderzoeksmaatregel

verzoekster stelt dat de Commissie niet, of in ieder geval niet rechtens genoegzaam, het onderzoek heeft gevoerd en gedeeltelijke toegang tot de gevraagde documenten heeft verleend.