Home

Zaak T-757/16: Beroep ingesteld op 28 oktober 2016 — Société générale/ECB

Zaak T-757/16: Beroep ingesteld op 28 oktober 2016 — Société générale/ECB

9.1.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 6/44


Beroep ingesteld op 28 oktober 2016 — Société générale/ECB

(Zaak T-757/16)

(2017/C 006/55)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Société générale (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: A. Gosset-Grainville, C. Renner en P. Kupka, advocaten)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank

Conclusies

besluit nr. ECB/SSM/2016-02RNE8IBXP4ROTD8PU41/72 van 24 augustus 2016 van de Europese Centrale Bank nietig verklaren;

de Europese Centrale Bank in elk geval verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: het besluit van de Europese Centrale Bank (ECB) van 24 augustus 2016 tot afwijzing van het verzoek van de verzoekende partij om in aanmerking te komen voor de uitsluiting van de hefboomratio ten aanzien van blootstellingen met betrekking tot de Deposito- en Consignatiekas die voortvloeien uit gecentraliseerde geldmiddelen die zijn aangetrokken in het kader van gereglementeerde spaargelden (hierna: „bestreden besluit”) is onbevoegd vastgesteld, voor zover de ECB niet bevoegd was de toekenning van de verzochte uitsluiting te weigeren na te hebben vastgesteld dat was voldaan aan alle door de van toepassing zijnde bepalingen van de Unie gestelde voorwaarden.

2.

Tweede middel: de verwerende partij heeft blijk gegeven van meerdere onjuiste rechtsopvattingen. De verzoekende partij is van oordeel dat zelfs indien de ECB bevoegd was het bestreden besluit vast te stellen, dit besluit niet geldig is omdat het als gevolg van de door de ECB gehanteerde onjuiste interpretatie van de aan de orde zijnde regelgeving verschillende onjuiste rechtsopvattingen bevat zowel in het licht van verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PB 2013, L 176, blz. 1; hierna: „verordening nr. 575/2013”), als gelet op de bedoeling van de wetgever van de Europese Unie. De ECB heeft dan ook een besluit vastgesteld dat:

strijdig is met de doelstellingen en de strekking van de regels inzake de hefboomratio, doordat niet alleen de doelstelling van de regelgeving inzake de hefboomratio als zodanig niet in acht wordt genomen, maar ook de door de vaststelling van artikel 429, lid 14, van verordening nr. 575/2013 door de wetgever geuite bedoeling;

de basisbepaling wijzigt doordat twee nieuwe voorwaarden in aanmerking worden genomen die niet in de aan de orde zijnde bepaling zijn opgenomen;

de nuttige werking ontneemt aan artikel 429, lid 14, van verordening nr. 575/2013.

3.

Derde middel: het bestreden besluit bevat meerdere kennelijke beoordelingsfouten, in het bijzonder wat betreft de aard van de gecentraliseerde geldmiddelen in het kader van gereglementeerde spaargelden, de gevolgen van de opname van geldmiddelen in de balans van de bank, en de effecten van het aanpassingsmechanisme van de gecentraliseerde bedragen.

4.

Vierde middel: schending van verschillende algemene beginselen van het EU-recht, namelijk het evenredigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van behoorlijk bestuur voor zover de ECB haar zorgvuldigheidsplicht heeft geschonden.

5.

Vijfde middel: het bestreden besluit is gebrekkig gemotiveerd, voor zover de ECB een verzwaarde motiveringsplicht rustte en het besluit ontoereikend en onduidelijk is gemotiveerd.