Home

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 juli 2018

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 juli 2018

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
12 juli 2018

Uitspraak

Arrest van het Hof (Vierde kamer)

12 juli 2018(*)

"„Prejudiciële verwijzing - Overheidsopdrachten - Richtlijn 2004/17/EG - Artikel 34 - Levering van reserveonderdelen voor bussen en trolleybussen - Technische specificaties - Gelijkwaardige producten - Mogelijkheid om het bewijs van de gelijkwaardigheid te leveren na de gunning van de opdracht”"

In zaak C‑14/17,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Consiglio di Stato (hoogste bestuursrechter, Italië) bij beslissing van 17 november 2016, ingekomen bij het Hof op 11 januari 2017, in de procedure

VAR Srl,

Azienda Trasporti Milanesi SpA (ATM)

tegen

Iveco Orecchia SpA,

HET HOF (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: T. von Danwitz, kamerpresident, C. Vajda, E. Juhász (rapporteur), K. Jürimäe en C. Lycourgos, rechters,

advocaat-generaal: M. Campos Sánchez-Bordona,

griffier: R. Schiano, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 6 december 2017,

  1. gelet op de opmerkingen ingediend door:

    • VAR Srl, vertegenwoordigd door M. Goria en S. E. Viscio, avvocati,

    • Azienda Trasporti Milanesi SpA (ATM), vertegenwoordigd door M. Zoppolato en A. Rho, avvocati,

    • Iveco Orecchia SpA, vertegenwoordigd door F. Brunetti en F. Scanzano, avvocati,

    • de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door C. Colelli en C. Pluchino, avvocati dello Stato,

    • de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Gattinara en A. Tokár als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 28 februari 2018,

het navolgende

Arrest

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 34 van richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB 2004, L 134, blz. 1). Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen VAR Srl en Azienda Trasporti Milanesi SpA (hierna: „ATM”) enerzijds, en Iveco Orecchia SpA anderzijds, over de gunning van een opdracht voor de levering van originele of gelijkwaardige reserveonderdelen voor bussen en trolleybussen van het merk IVECO.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

Overweging 42 van richtlijn 2004/17 luidt:

„De door aankopers opgestelde technische specificaties moeten de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging mogelijk maken; daartoe moet het mogelijk zijn inschrijvingen in te dienen waarin de diversiteit van de technische oplossingen tot uiting komt. Te dien einde moeten enerzijds de technische specificaties kunnen worden opgesteld in termen van prestaties en functionele eisen en moeten anderzijds, bij verwijzing naar de Europese – of bij ontstentenis daarvan naar de nationale – norm, inschrijvingen op basis van andere gelijkwaardige oplossingen die voldoen aan de voorschriften van de aanbestedende diensten en die qua veiligheid gelijkwaardig zijn, door de aanbestedende diensten in overweging worden genomen. Om de gelijkwaardigheid aan te tonen, moeten de inschrijvers elk bewijsmiddel kunnen gebruiken. De aanbestedende diensten moeten iedere beslissing dat er geen sprake is van gelijkwaardigheid, kunnen motiveren. [...]”

Artikel 10 van die richtlijn, met als opschrift „Beginselen van het plaatsen van overheidsopdrachten”, bepaalt:

„Aanbestedende diensten behandelen ondernemers op gelijke en niet-discriminerende wijze en handelen op doorzichtige wijze.”

Artikel 34 van die richtlijn, met als opschrift „Technische specificaties”, luidt:

„1.

De technische specificaties zoals omschreven in punt 1 van bijlage XXI, maken deel uit van de aanbestedingsstukken, zoals de aankondigingen van de opdrachten, het bestek of de aanvullende documenten. Telkens wanneer zulks mogelijk is, moet in deze technische specificaties rekening worden gehouden met toegankelijkheidscriteria voor gehandicapten of met ontwerpen voor alle gebruikers.

2.

De technische specificaties moeten de inschrijvers gelijke toegang bieden en mogen niet tot gevolg hebben dat ongerechtvaardigde belemmeringen voor de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging worden geschapen.

3.

Onverminderd de – voor zover met het [Unie]recht verenigbare – juridisch bindende nationale technische voorschriften, worden de technische specificaties geformuleerd:

  1. hetzij door verwijzing naar de technische specificaties van bijlage XXI en – in volgorde van voorkeur – naar de nationale normen waarin Europese normen zijn omgezet, de Europese technische goedkeuringen, de gemeenschappelijke technische specificaties, internationale normen, andere door de Europese normalisatie-instellingen opgestelde technische referentiesystemen, of, bij ontstentenis daarvan, de nationale normen, de nationale technische goedkeuringen dan wel de nationale technische specificaties, andere technische referentiesystemen, inzake het ontwerpen, het berekenen en het uitvoeren van werken en het gebruik van producten. Elke verwijzing gaat vergezeld van de woorden ‚of gelijkwaardig’;

  2. hetzij in termen van prestatie-eisen en functionele eisen, die milieukenmerken kunnen omvatten. Zij moeten echter voldoende nauwkeurig zijn, opdat de inschrijvers het voorwerp van de opdracht kunnen bepalen en de aanbestedende diensten de opdracht kunnen gunnen;

  3. hetzij in de onder b) bedoelde termen van prestatie-eisen en functionele eisen, waarbij onder vermoeden van overeenstemming met deze prestaties en eisen wordt verwezen naar de onder a) bedoelde specificaties;

  4. hetzij door verwijzing naar de onder a) genoemde specificaties voor bepaalde kenmerken, en door verwijzing naar de onder b) genoemde prestatie-eisen en functionele eisen voor andere kenmerken.

4.

Wanneer de aanbestedende diensten gebruikmaken van de mogelijkheid te verwijzen naar de in lid 3, onder a), genoemde specificaties, kunnen zij geen inschrijving afwijzen met als reden dat de aangeboden producten en diensten niet beantwoorden aan de betrokken specificaties wanneer de inschrijver in zijn inschrijving met elk passend middel ten genoegen van de aanbestedende dienst kan aantonen dat de door hem voorgestelde oplossingen op gelijkwaardige wijze voldoen aan de eisen die zijn omschreven in de technische specificaties.

Een passend middel kan een technisch dossier van de fabrikant zijn of een testverslag van een erkende organisatie.

5.

Wanneer de aanbestedende diensten gebruikmaken van de in lid 3 geboden mogelijkheid specificaties in termen van functionele prestaties of eisen vast te stellen, mogen zij geen aanbod van producten, diensten of werken afwijzen die beantwoorden aan een nationale norm waarin een Europese norm is omgezet, aan een Europese technische goedkeuring, aan een gemeenschappelijke technische specificatie, aan een internationale norm, aan een door een Europees normalisatieorgaan ingesteld technisch verwijzingssysteem, indien deze specificaties betrekking hebben op de door de aanbestedende dienst vastgestelde functionele prestatie of eisen.

De inschrijver dient in zijn inschrijving met elk passend middel ten genoegen van de aanbestedende dienst aan te tonen dat het product, de dienst of het werk in overeenstemming is met de norm en voldoet aan de functionele en prestatie-eisen van de aanbestedende dienst.

Een passend middel kan een technisch dossier van de fabrikant zijn of een testverslag van een erkende organisatie.

[...]

7.

‚Erkende organisaties’ in de zin van dit artikel zijn testlaboratoria, ijklaboratoria en inspectie- en certificatieorganisaties die voldoen aan de toepasselijke Europese normen.

De aanbestedende diensten aanvaarden certificaten van in andere lidstaten gevestigde erkende organisaties.

8.

Behalve indien dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd is, mag in de technische specificaties geen melding worden gemaakt van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een volgens bijzondere werkwijzen verkregen fabricaat, noch mogen deze een verwijzing bevatten naar een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd. Deze vermelding of verwijzing is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke beschrijving van het voorwerp van de opdracht niet mogelijk is door toepassing van de leden 3 en 4; deze vermelding of verwijzing moet vergezeld gaan van de woorden ‚of gelijkwaardig’.”

Artikel 49 van richtlijn 2004/17, met als opschrift „Informatie voor verzoekers om erkenning, gegadigden en inschrijvers”, bepaalt in lid 2, tweede streepje:

„De aanbestedende dienst stelt, ten spoedigste, op verzoek van de betrokken partij:

[...]

  • iedere afgewezen inschrijver in kennis van de redenen voor de afwijzing, inclusief, voor de gevallen bedoeld in artikel [34], leden 4 en 5, de redenen voor zijn besluit dat er geen gelijkwaardigheid voorhanden is of dat de werken, leveringen of diensten niet aan de functionele en prestatie-eisen voldoen”.

Artikel 51 van die richtlijn, met als opschrift „Algemene bepalingen”, bepaalt in lid 3:

„De aanbestedende diensten toetsen de door de aldus geselecteerde inschrijvers ingediende inschrijvingen aan de op de inschrijvingen toepasselijke regels en voorschriften, en gunnen de opdracht op basis van de in de artikelen 55 en 57 genoemde criteria.”

Italiaans recht

Artikel 68 van decreto legislativo n. 163 – Codice dei contratti pubblici relativi a lavori, servizi e forniture in attuazione delle direttive 2004/17/CE e 2004/18/CE (wetsbesluit nr. 163 – wetboek overheidsopdrachten voor werken, diensten en leveringen, ter uitvoering van de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG), van 12 april 2006 (GURI nr. 100 van 2 mei 2006), in de versie die van toepassing was ten tijde van de feiten in het hoofdgeding (hierna: „wetsbesluit nr. 163/2006”), bepaalt:

„1.

De technische specificaties zoals omschreven in punt 1 van bijlage VIII, maken deel uit van de aanbestedingsstukken, zoals de aankondigingen van de opdrachten, het bestek of de aanvullende documenten. Telkens wanneer zulks mogelijk is, moet in deze technische specificaties rekening worden gehouden met toegankelijkheidscriteria voor gehandicapten, ontwerpen voor alle gebruikers en de bescherming van het milieu.

2.

De technische specificaties moeten de inschrijvers gelijke toegang bieden en mogen niet tot gevolg hebben dat ongerechtvaardigde belemmeringen voor de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging worden geschapen.

3.

Onverminderd de – voor zover met het Gemeenschapsrecht verenigbare – juridisch bindende nationale technische voorschriften, worden de technische specificaties geformuleerd:

  1. hetzij door verwijzing naar de technische specificaties van bijlage VIII en – in volgorde van voorkeur – naar de nationale normen waarin Europese normen zijn omgezet, de Europese technische goedkeuringen, de gemeenschappelijke technische specificaties, internationale normen, andere door de Europese normalisatie-instellingen opgestelde technische referentiesystemen, of, bij ontstentenis daarvan, de nationale normen, de nationale technische goedkeuringen dan wel de nationale technische specificaties, andere technische referentiesystemen, inzake het ontwerpen, het berekenen en het uitvoeren van werken en het gebruik van producten. Elke verwijzing gaat vergezeld van de woorden ‚of gelijkwaardig’;

[...]

4.

Wanneer de aanbestedende diensten gebruikmaken van de mogelijkheid te verwijzen naar de in lid 3, onder a), genoemde specificaties, kunnen zij geen inschrijving afwijzen met als reden dat de aangeboden producten en diensten niet beantwoorden aan de betrokken specificaties wanneer de inschrijver in zijn inschrijving met elk passend middel ten genoegen van de aanbestedende dienst kan aantonen dat de door hem voorgestelde oplossingen op gelijkwaardige wijze voldoen aan de eisen die zijn omschreven in de technische specificaties.

5.

Een passend middel kan een technisch dossier van de fabrikant zijn of een testverslag van een erkende organisatie.

6.

De ondernemer die oplossingen voorstelt die gelijkwaardig zijn aan de technische specificaties vermeldt dit in een afzonderlijke verklaring, die hij bij zijn inschrijving voegt.

[...]

13.

Behalve indien dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd is, mag in de technische specificaties geen melding worden gemaakt van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een volgens bijzondere werkwijzen verkregen fabricaat, noch mogen deze een verwijzing bevatten naar een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd. Deze vermelding of verwijzing is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke beschrijving van het voorwerp van de opdracht niet mogelijk is door toepassing van de leden 3 en 4; deze vermelding of verwijzing moet vergezeld gaan van de woorden ‚of gelijkwaardig’.”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

Met een aankondiging van de opdracht, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie op 25 februari 2015, heeft ATM een openbare aanbestedingsprocedure uitgeschreven voor de „levering van originele reserveonderdelen en/of originele uitrusting en/of gelijkwaardige onderdelen voor autobussen en trolleybussen van IVECO”. De waarde van de opdracht werd geraamd op 3 350 000 EUR exclusief belasting over de toegevoegde waarde (btw). De inschrijvingen moesten worden beoordeeld aan de hand van het criterium „laagste prijs”, met mogelijkheid tot nieuwe bieding na de eerste inschrijvingen, waarbij de basis voor de nieuwe bieding de beste ingediende inschrijving was. De te leveren reserveonderdelen waren vermeld in een door ATM opgestelde lijst. In deze lijst werd uitdrukkelijk verwezen naar onderdelen van een bepaald merk (FIAT/IVECO). In de inschrijving moesten ongeveer 2 200 verschillende reserveonderdelen worden voorgesteld. Volgens de informatie in de aanbestedingsstukken werden niet alleen de door de fabrikant van het voertuig vervaardigde onderdelen beschouwd als „originele reserveonderdelen”, maar ook de onderdelen vervaardigd door leveranciers van die fabrikant die konden waarborgen dat deze waren vervaardigd overeenkomstig de door hem vastgestelde specificaties en productievoorschriften. „Gelijkwaardige reserveonderdelen” werden omschreven als de onderdelen vervaardigd door elke onderneming die waarborgde dat de kwaliteit van de reserveonderdelen overeenkwam met die van de onderdelen die werden gebruikt voor de assemblage van het voertuig en met die van de reserveonderdelen die werden geleverd door de fabrikant van het voertuig. Wat de voorwaarden voor de inschrijving betreft, bepaalden de aanbestedingsstukken dat de inschrijver elk als „gelijkwaardig” aan het reserveonderdeel van IVECO aangeboden product aanduidde met de afkorting „EQ”. In het bestek werd ook benadrukt dat bij gunning ATM de levering van gelijkwaardige onderdelen alleen zou aanvaarden als daarvoor homologaties of bewijzen van gelijkwaardigheid aan de originelen van de aangeboden producten bestonden. Twee ondernemingen hebben deelgenomen aan de procedure: Iveco Orecchia, die in haar hoedanigheid van exclusieve concessiehouder voor het noordwesten van Italië van de groep die de betrokken reserveonderdelen produceert, originele onderdelen kan aanbieden, en VAR. Aan het einde van de aanbestedingsprocedure is VAR in de rangschikking op de eerste plaats terechtgekomen. Iveco Orecchia heeft bij de Tribunale amministrativo regionale per la Lombardia (bestuursrechter in eerste aanleg Lombardije, Italië) beroep ingesteld tot nietigverklaring van het besluit tot gunning van de opdracht aan VAR. Deze rechter heeft haar beroep toegewezen en heeft dit besluit dus nietig verklaard, met name op grond dat VAR noch bij de indiening van de inschrijving, noch in de loop van de procedure voor het plaatsen van de opdracht het bewijs had geleverd dat de door haar aangeboden producten gelijkwaardig waren aan de originele onderdelen. VAR, ondersteund door ATM, heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij de Consiglio di Stato (hoogste bestuursrechter, Italië). ATM, ondersteund door VAR, heeft tegen deze beslissing eveneens hoger beroep ingesteld bij deze rechter, die de zaken heeft gevoegd. De Consiglio di Stato benadrukt dat noch uit de bewoordingen van de specifieke voorschriften van de aanbesteding, noch uit die van artikel 68, lid 13, van wetsbesluit nr. 163/2006 kan worden afgeleid dat het bewijs van de gelijkwaardigheid van het product aan het origineel door de inschrijver tijdens de aanbesteding moet worden verstrekt. Dienaangaande onderscheidt artikel 68, lid 13, van wetsbesluit nr. 163/2006, dat artikel 34, lid 8, van richtlijn 2004/17 omzet in nationaal recht, zich van het geval waarin de aanbestedende dienst de producten waarop de opdracht betrekking heeft, omschrijft overeenkomstig artikel 68, lid 3, van dit wetsbesluit, dat wil zeggen het geval waarin de inschrijver in de fase van de aanbesteding moet aantonen dat de door hem voorgestelde oplossingen op gelijkwaardige wijze voldoen aan de eisen die zijn vastgelegd in de technische specificaties. Verder merkt deze rechter op dat ook rekening moet worden gehouden met de technische specificaties in de aanbestedingsstukken volgens welke, in het geval van gelijkwaardige producten, de gelijkwaardigheid moet worden bewezen door middel van een specifiek certificaat van de fabrikant, dat aan de aanbestedende dienst moet worden overgelegd „bij de eerste levering van een gelijkwaardig reserveonderdeel”. Een systematische uitlegging van artikel 34, lid 8, van richtlijn 2004/17 zou echter kunnen vereisen dat het bewijs van de gelijkwaardigheid reeds bij de indiening van een inschrijving wordt geleverd. In die omstandigheden heeft de Consiglio di Stato de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

  • Primair, moet artikel 34, lid 8, van richtlijn 2004/17 aldus worden uitgelegd dat reeds bij de inschrijving het bewijs dient te worden geleverd dat de te leveren producten gelijkwaardig zijn aan het originele product?

  • Subsidiair, voor het geval dat de eerste uitleggingsvraag ontkennend wordt beantwoord: op welke wijze moet de eerbiediging van de beginselen van gelijke behandeling en onpartijdigheid, volledige mededinging en goed bestuur, de rechten van de verdediging en het recht van de andere inschrijvers om te worden gehoord, worden verzekerd?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Eerste vraag

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of artikel 34, lid 8, van richtlijn 2004/17 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer de technische specificaties in de aanbestedingsstukken een verwijzing bevatten naar een merk, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, de aanbestedende dienst moet eisen dat de inschrijver reeds in zijn inschrijving het bewijs levert dat de producten die hij aanbiedt gelijkwaardig zijn aan de producten die in die technische specificaties zijn omschreven. Overeenkomstig artikel 34, lid 2, van richtlijn 2004/17 moeten de technische specificaties de inschrijvers gelijke toegang bieden en mogen deze niet tot gevolg hebben dat ongerechtvaardigde belemmeringen voor de openstelling van overheidsopdrachten worden geschapen. Gelet op deze doelstelling bepaalt artikel 34, lid 8, van richtlijn 2004/17 dat de technische specificaties noch melding mogen maken van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een volgens bijzondere werkwijzen verkregen fabricaat, noch een verwijzing mogen bevatten naar een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd, behalve indien dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd is. Deze vermelding of verwijzing is slechts bij wijze van uitzondering toegestaan, wanneer een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke beschrijving van het voorwerp van de opdracht niet mogelijk is door toepassing van de leden 3 en 4 van dit artikel. Deze vermelding of verwijzing moet vergezeld gaan van de woorden „of gelijkwaardig”. Deze bepaling geeft niet aan op welk moment het „gelijkwaardige” karakter van een door een inschrijver voorgesteld product moet worden aangetoond, en evenmin met welke middelen. Dienaangaande blijkt uitdrukkelijk uit artikel 34, leden 3 tot en met 5, van richtlijn 2004/17 dat de inschrijver, wanneer de technische specificaties worden bepaald door verwijzing naar bepaalde normen, in termen van prestatie-eisen of functionele eisen, of door de combinatie daarvan, in zijn inschrijving moet bewijzen dat deze voldoet aan de eisen van de aanbestedingsstukken. Uit die bepaling blijkt ook dat het bewijs „met elk passend middel” kan worden geleverd en dat, in dat opzicht, „[e]en passend middel [...] een technisch dossier van de fabrikant [kan] zijn of een testverslag van een erkende organisatie”. Uit de leden 3 tot en met 5 van dat artikel 34 volgt dus dat daarin algemene regels zijn gedefinieerd inzake de formulering van de technische specificaties, de middelen waarmee de inschrijver kan bewijzen dat zijn inschrijving voldoet aan de eisen in deze specificaties en het moment waarop deze bewijzen moeten worden geleverd. Ten aanzien van deze algemene regels stelt lid 8 van datzelfde artikel 34 specifieke regels vast met de voorwaarden waaronder het is toegestaan om de inhoud van de technische specificaties op een specifieke wijze te omschrijven, namelijk door vermelding van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een volgens bijzondere werkwijzen verkregen fabricaat, of door verwijzing naar een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie. De door dit lid ingestelde uitzondering, die naar haar aard strikt moet worden uitgelegd, heeft geen betrekking op het moment waarop de inschrijver moet bewijzen dat zijn inschrijving voldoet aan de eisen in de technische specificaties, en evenmin op de bewijsmiddelen die hem ter beschikking staan. Voor deze elementen blijven de algemene regels in artikel 34, leden 3 tot en met 5, van richtlijn 2004/17 dus gelden. Daaruit volgt dat de aanbestedende dienst, wanneer hij de mogelijkheid benut die artikel 34, lid 8, tweede volzin, van die richtlijn hem biedt, van de inschrijver die gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om producten aan te bieden die gelijkwaardig zijn aan de producten die zijn omschreven door verwijzing naar een merk, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, moet eisen dat hij reeds in zijn inschrijving het bewijs levert van de gelijkwaardigheid van de betrokken producten. Deze uitlegging wordt bevestigd door verschillende bepalingen van richtlijn 2004/17 en de beginselen die daaraan ten grondslag liggen. Allereerst verlangen het beginsel van gelijke behandeling en de transparantieverplichting, neergelegd in artikel 10 van die richtlijn, met name dat de inschrijvers zich in een gelijke positie bevinden, zowel in de fase waarin zij hun offerten voorbereiden als bij de beoordeling ervan door de aanbestedende dienst. Deze beginselen vormen de grondslag van de regels van de Unie op het gebied van procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten (arrest van 24 mei 2016, MT Højgaard en Züblin, C‑396/14, EU:C:2016:347, punt 37 ). Indien het een inschrijver, in een procedure waarin de technische specificaties zijn omschreven op de in artikel 34, lid 8, van richtlijn 2004/17 vastgestelde specifieke en uitzonderlijke wijze, was toegestaan de gelijkwaardigheid van zijn producten te bewijzen na de indiening van zijn inschrijving, dan zouden voor de door alle inschrijvers ingediende inschrijvingen niet dezelfde voorwaarden gelden bij de beoordeling ervan. Artikel 51, lid 3, van richtlijn 2004/17 bepaalt dat de aanbestedende diensten de inschrijvingen ingediend door de geselecteerde inschrijvers toetsen aan de op de inschrijvingen toepasselijke regels en voorschriften. Voorts blijkt uit artikel 49, lid 2, tweede streepje, en uit overweging 42 van deze richtlijn dat de aanbestedende diensten iedere beslissing dat er geen sprake is van gelijkwaardigheid, moeten kunnen motiveren. Een dergelijke toetsing en de eventuele vaststelling van een beslissing dat er geen sprake is van gelijkwaardigheid kunnen echter pas plaatsvinden na de opening van de inschrijvingen, in de fase van de evaluatie ervan door de aanbestedende dienst, en daarvoor moet deze dienst beschikken over de bewijzen op basis waarvan hij kan beoordelen of en in welke mate de ingediende inschrijvingen voldoen aan de vereisten in de technische specificaties, anders bestaat het gevaar dat het beginsel van gelijke behandeling wordt geschonden en onregelmatigheden worden begaan bij de afwikkeling van de gunningsprocedure. Wat de middelen betreft waarmee de inschrijvers de gelijkwaardigheid van de door hen voorgestelde oplossingen kunnen bewijzen, is artikel 34, leden 4 en 5, van richtlijn 2004/17 ook van toepassing in procedures waarin is gekozen voor de in lid 8 van dit artikel vastgestelde specifieke wijze om de technische specificaties te formuleren, hetgeen betekent dat het gebruik van elk passend middel is toegestaan. Daaruit vloeit voort dat de aanbestedende dienst de inschrijvers weliswaar niet kan toestaan de gelijkwaardigheid van de door hen voorgestelde oplossingen te bewijzen na de indiening van hun inschrijvingen, maar wel over beoordelingsbevoegdheid beschikt bij de bepaling van de middelen die de inschrijvers kunnen gebruiken om deze gelijkwaardigheid in hun inschrijvingen te bewijzen. Deze bevoegdheid moet evenwel zo worden uitgeoefend dat de door de aanbestedende dienst toegestane bewijzen het hem daadwerkelijk mogelijk maken de ingediende inschrijvingen op een zinvolle wijze te beoordelen en niet verder gaan dan daarvoor noodzakelijk is, waarbij wordt vermeden dat in strijd met artikel 34, lid 2, van richtlijn 2004/17 door deze bewijsmiddelen ongerechtvaardigde belemmeringen voor de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging worden geschapen. Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 34, lid 8, van richtlijn 2004/17 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer de technische specificaties in de aanbestedingsstukken een verwijzing bevatten naar een merk, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, de aanbestedende dienst moet eisen dat de inschrijver reeds in zijn inschrijving het bewijs levert dat de producten die hij aanbiedt gelijkwaardig zijn aan de producten die in die technische specificaties zijn omschreven.

Tweede vraag

Gelet op het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.

Kosten

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 34, lid 8, van richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten moet aldus worden uitgelegd dat wanneer de technische specificaties in de aanbestedingsstukken een verwijzing bevatten naar een merk, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, de aanbestedende dienst moet eisen dat de inschrijver reeds in zijn inschrijving het bewijs levert dat de producten die hij aanbiedt gelijkwaardig zijn aan de producten die in die technische specificaties zijn omschreven.

ondertekeningen