Home

Zaak C-540/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 15 september 2017 — Bondsrepubliek Duitsland / Adel Hamed

Zaak C-540/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 15 september 2017 — Bondsrepubliek Duitsland / Adel Hamed

27.11.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 402/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 15 september 2017 — Bondsrepubliek Duitsland / Adel Hamed

(Zaak C-540/17)

(2017/C 402/15)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Verwerende partij: Adel Hamed

Prejudiciële vragen

1)

Verzet het Unierecht zich ertegen dat een lidstaat (in casu Duitsland), in het kader van de uitvoering van de machtiging die is verleend bij artikel 33, lid 2, onder a), van richtlijn 2013/32/EU(1) en de voordien geldende regeling van artikel 25, lid 2, onder a), van richtlijn 2005/85/EG(2), een verzoek om internationale bescherming niet-ontvankelijk verklaart op grond dat in een andere lidstaat (in casu Bulgarije) de vluchtelingenstatus is toegekend, wanneer de wijze waarop de internationale bescherming in de andere lidstaat (in casu Bulgarije), waar de verzoeker reeds internationale bescherming geniet, is georganiseerd — te weten de levensomstandigheden voor erkende vluchtelingen –

a)

niet voldoet aan de vereisten van de artikelen 20 e.v. van richtlijn 2011/95/EU(3), en/of

b)

in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten of artikel 3 EVRM?

2)

Voor het geval dat de eerste vraag, onder a) of b), bevestigend moet worden beantwoord: geldt dit ook wanneer

a)

erkende vluchtelingen in de lidstaat waar zij als vluchteling zijn erkend (in casu Bulgarije), geen bestaansondersteunende voorzieningen genieten of slechts voorzieningen die duidelijk beperkter zijn dan die welke in andere lidstaten worden geboden, maar zij in dit opzicht niet anders worden behandeld dan de onderdanen van deze lidstaat?

b)

erkende vluchtelingen naar de letter van de wet weliswaar dezelfde levensvoorwaarden als de eigen onderdanen genieten maar in de praktijk moeilijker toegang krijgen tot de daaraan verbonden voordelen en het ontbreekt aan een voldoende omvangrijk, op de specifieke behoeften van de betrokken groep van personen toegespitst integratieprogramma dat garandeert dat zij in de praktijk op dezelfde wijze als de eigen onderdanen worden behandeld?