Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 21 november 2017
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 21 november 2017
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 21 november 2017
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 21 november 2017 – VE
(Zaak C‑232/17)(1)
"„Prejudiciële verwijzing - Artikel 53, lid 2, en artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Bescherming van de consument - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Kredietovereenkomst gesteld in vreemde valuta - Onvoldoende preciseringen over de feitelijke en juridische context van het hoofdgeding en over de redenen waarom een antwoord op de prejudiciële vragen noodzakelijk is - Kennelijke niet-ontvankelijkheid”"
1. Prejudiciële vragenOntvankelijkheidNoodzaak om het Hof voldoende preciseringen over de feitelijke en juridische context te verstrekkenVermelding van de redenen waarom een antwoord op de prejudiciële vragen noodzakelijk is
(Art. 267 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 94)
(zie punten 16‑18)
2. Prejudiciële vragenBevoegdheid van het HofGrenzenAlgemene of hypothetische vragenKennelijke niet-ontvankelijkheid
(Art. 267 VWEU)
(zie punt 24)
Dictum
Het door de Budai Központi Kerületi Bíróság (rechter voor het centrum van Boeda, Hongarije) ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing is kennelijk niet-ontvankelijk.