Home

Zaak T-86/17: Beroep ingesteld op 10 februari 2017 — Le Pen/Parlement

Zaak T-86/17: Beroep ingesteld op 10 februari 2017 — Le Pen/Parlement

3.4.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 104/61


Beroep ingesteld op 10 februari 2017 — Le Pen/Parlement

(Zaak T-86/17)

(2017/C 104/85)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Marine Le Pen (Saint-Cloud, Frankrijk) (vertegenwoordigers: M. Ceccaldi en J.-P. Le Moigne, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 5 december 2016, dat is vastgesteld op grond van besluit 2009/C 159/01 van het Bureau van het Europees Parlement van 19 mei en 9 juli 2008 houdende de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement, zoals gewijzigd, waarbij jegens verzoekster een schuldvordering ten bedrage van 298 497,87 EUR is vastgesteld uit hoofde van bedragen die onverschuldigd waren uitgekeerd in het kader van parlementaire assistentie, de terugvordering ervan werd gemotiveerd, en de bevoegde ordonnateur werd gelast, in samenwerking met de rekenplichtige van de instelling, over te gaan tot terugvordering ervan op grond van artikel 68 van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement en van de artikelen 66, 78, 79 en 80 van het Financieel Reglement;

nietigverklaring van debetnota nr. 2016-1560 van 6 december 2016, waarbij verzoekster ervan op de hoogte werd gesteld dat jegens haar een schuldvordering van 298 497,87 EUR was vastgesteld bij het besluit van de secretaris-generaal van 5 december 2016 tot terugvordering van in het kader van parlementaire assistentie onverschuldigd uitgekeerde bedragen, op grond van artikel 68 van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement en de artikelen 66, 78, 79 en 80 van het Financieel Reglement;

verwijzing van het Europees Parlement in alle kosten van het geding;

veroordeling van het Europees Parlement tot betaling aan Le Pen van 50 000 EUR als terugbetaling van de invorderbare kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster twaalf middelen aan.

1.

Eerste middel: onbevoegdheid van degene die de handeling heeft gesteld. Volgens verzoekster is het Bureau van het Europees Parlement bevoegd voor het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 5 december 2016 (hierna: „bestreden besluit”) en heeft degene die het besluit heeft ondertekend niet aangetoond te beschikken over een machtiging daartoe.

2.

Tweede middel: het bestreden besluit is niet gemotiveerd, hoewel dat is voorgeschreven door artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

3.

Derde middel: schending van wezenlijke vormvoorschriften, doordat het bestreden besluit verwijst naar het verslag van het onderzoek dat door het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) is uitgevoerd en op 26 juli 2016 is afgesloten, welk verslag niet aan verzoekster is meegedeeld. Verzoekster is aldus niet gehoord en heeft geen nuttig verweer kunnen voeren aangezien de secretaris-generaal zou hebben geweigerd haar de stukken mede te delen waarop het bestreden besluit is gebaseerd.

4.

Vierde middel: de secretaris-generaal van het Europees Parlement heeft het dossier niet persoonlijk onderzocht. Volgens verzoekster heeft hij slechts het OLAF-verslag overgenomen en nooit zelf persoonlijk haar situatie onderzocht.

5.

Vijfde middel: feiten waarop het bestreden besluit en de daarmee verband houdende debetnota (hierna: „bestreden handelingen”) zijn gebaseerd, zijn non-existent, aangezien de geconstateerde feiten onjuist zijn.

6.

Zesde middel: omkering van de bewijslast. Dienaangaande stelt verzoekster dat het niet aan haar is het bewijs te leveren van het werk van haar parlementaire medewerkster, maar dat het in tegendeel aan de bevoegde autoriteiten stond om het tegendeel te bewijzen.

7.

Zevende middel: schending van het evenredigheidsbeginsel aangezien het van verzoekster gevorderde bedrag noch in detail noch wat de berekeningswijze ervan betreft, gemotiveerd is, en ervan uitgaat dat de parlementaire medewerkster nooit voor verzoekster heeft gewerkt.

8.

Achtste middel: misbruik van bevoegdheid, aangezien de bestreden handelingen zijn vastgesteld om verzoekster, Europees parlementslid, de middelen te ontnemen om haar mandaat uit te oefenen.

9.

Negende middel: misbruik van procedure. Volgens verzoekster heeft de secretaris-generaal, teneinde te voorkomen dat hij haar het in zijn bezit zijnde OLAF-verslag zou moeten overleggen, het verzoek tot mededeling van dat verslag op onrechtmatige wijze toegezonden aan het OLAF, dat dit verslag niet heeft meegedeeld.

10.

Tiende middel: discriminerende behandeling en bestaan van fumus persecutionis, aangezien in de context van het onderhavige geding alleen verzoekster en haar partij op de korrel worden genomen.

11.

Elfde middel: schending van de onafhankelijkheid van een parlementslid en gevolgen van het feit dat het mandaat niet bindend is. De bestreden handelingen strekken er onbetwistbaar toe de vrijheid van uitoefening van verzoeksters parlementair mandaat te belemmeren door haar de financiële middelen te ontnemen die zij voor het vervullen van haar taak nodig heeft. Zij mag als parlementslid bovendien geen instructies krijgen van de secretaris-generaal over de wijze waarop zij — op straffe van financiële sancties — haar mandaat dient te vervullen.

12.

Twaalfde middel: OLAF is niet onafhankelijk, aangezien die instantie geen enkele garantie van onpartijdigheid en integriteit biedt en afhangt van de Europese Commissie.