Home

Zaak T-719/17: Beroep ingesteld op 23 oktober 2017 — DuPont de Nemours e.a. / Commissie

Zaak T-719/17: Beroep ingesteld op 23 oktober 2017 — DuPont de Nemours e.a. / Commissie

22.1.2018

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 22/43


Beroep ingesteld op 23 oktober 2017 — DuPont de Nemours e.a. / Commissie

(Zaak T-719/17)

(2018/C 022/60)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: DuPont de Nemours (Deutschland) GmbH (Neu-Isenburg, Duitsland) en 12 andere (vertegenwoordigers: D. Waelbroeck, I. Antypas en A. Accarain, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2017/1496 van de Commissie van 23 augustus 2017 tot niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof flupyrsulfuronmethyl (hierna: „FPS”) en tot intrekking van de vergunningen voor het in de handel brengen van gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten(1);

verwijzing van de verwerende partij in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen zes middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van verordening nr. 1107/2009(2) betreffende gewasbeschermingsmiddelen, verordening nr. 1141/2010(3) inzake verlenging, verordening nr. 1272/2008(4) betreffende indeling, etikettering en verpakking, en richtlijn 2010/63(5) betreffende dierproeven:

Verzoekers voeren aan dat de bestreden uitvoeringsverordening is vastgesteld in strijd met verordening nr. 1141/2010 inzake verlenging en de daarbij horende richtsnoeren (SANCO/10387/2010 rev. 8) aangezien de EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid) het risicoprofiel van FPS opnieuw heeft geëvalueerd ondanks het feit dat de stand van de wetenschap en het toepasselijke rechtskader niet waren gewijzigd;

Verzoekers betogen dat de bestreden uitvoeringsverordening is vastgesteld in strijd met verordening nr. 1272/2008 betreffende indeling, etikettering en verpakking en de richtsnoeren van de Commissie betreffende metabolieten in het grondwater (SANCO/221/2000 rev. 10) daar de EFSA haar eigen gevarenindeling voor FPS als uitgangspunt heeft genomen om te veronderstellen dat drie zich in het grondwater bevindende metabolieten giftig zijn;

Verzoekers stellen dat de bestreden uitvoeringsverordening is vastgesteld in strijd met de in verordening nr. 1107/2009 betreffende gewasbeschermingsmiddelen en richtlijn nr. 2010/63 betreffende dierproeven vervatte Unievoorschriften inzake dierproeven aangezien de EFSA een gebrek aan gegevens voor bijkomende studies naar de genotoxiciteit heeft vastgesteld, zonder daarbij terdege rekening te houden met alle beschikbare gegevens en ondanks het feit dat de noodzaak om bijkomende testen uit te voeren niet was aangetoond.

2.

Tweede middel: door zich te baseren op een nieuw advies dat nog niet als vaststaand kon worden beschouwd, heeft de EFSA gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, de rechten van verdediging en verschillende Unierechtelijke bepalingen

Verzoekers betogen dat de bestreden uitvoeringsverordening is vastgesteld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, de rechten van verdediging van de aanvrager van de verlenging en verschillende Unierechtelijke bepalingen, op grond dat het onderzoek door de EFSA naar de genotoxiciteit van twee FPS metabolieten berust op een nieuw, niet-goedgekeurd wetenschappelijk advies dat momenteel opnieuw onder de loep wordt genomen, op basis waarvan de EFSA een denkbeeldig gebrek aan gegevens in het verlengingsdossier heeft vastgesteld, ten aanzien waarvan verzoekers nadien niet in de gelegenheid zijn gesteld om het te verhelpen.

3.

Derde middel: het verzuim om een volledige risicobeoordeling uit te voeren druist in tegen de rechten van verdediging en verschillende Unierechtelijke bepalingen

Verzoekers voeren aan dat de bestreden uitvoeringsverordening is vastgesteld in strijd met de rechten van verdediging van de aanvrager van de verlenging en verschillende Unierechtelijke bepalingen, omdat het besluit van de Commissie om FPS te verbieden uitsluitend is gebaseerd op de conclusies van de EFSA, zonder daarbij rekening te houden met alle beschikbare wetenschappelijke informatie die aantoont dat FPS veilig is, in het bijzonder de bijkomende studies die de aanvrager van de verlenging op eigen initiatief heeft verricht om het vermeende gebrek aan gegevens te verhelpen en een oplossing voor de bezwaren van de EFSA te bieden, en evenmin met de beoordeling door de lidstaat-rapporteur en de opmerkingen die de andere lidstaten in het kader van de evaluatie van de verlenging hebben gemaakt.

4.

Vierde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel

Verzoekers betogen dat de bestreden uitvoeringsverordening kennelijk niet in verhouding staat tot het algemene veiligheidsprofiel van FPS en voeren aan dat de Commissie de vermeende, aan de bestreden uitvoeringsverordening ten grondslag liggende bezwaren had kunnen verhelpen door minder beperkende maatregelen die geen verbod op het gebruik van FPS tot gevolg hebben, bijvoorbeeld door de in artikel 6, onder f), van verordening nr. 1107/2009 inzake gewasbeschermingsmiddelen vastgestelde procedure betreffende bevestigende informatie toe te passen of door risicobeperkende maatregelen die op nationaal niveau door de EU-lidstaten zijn vastgesteld.

5.

Vijfde middel: schending van het non-discriminatiebeginsel

Verzoekers voeren aan dat de Commissie het non-discriminatiebeginsel heeft geschonden op grond dat uit de besluitvormingspraktijk van de Commissie blijkt dat zij de vermeende aan de bestreden uitvoeringsverordening ten grondslag liggende bezwaren in het verleden door minder beperkende maatregelen passend heeft afgedaan. De Commissie heeft zich tot nog toe echter nooit op dergelijke bezwaren gebaseerd om een volledig verbod op het gebruik van een stof te rechtvaardigen.

6.

Zesde middel: schending van de beginselen van behoorlijk bestuur en van DuPont’s gewettigd vertrouwen

Verzoekers betogen dat de Commissie de evaluatieprocedure voor FPS niet naar behoren heeft uitgevoerd, met als gevolg dat DuPont zich verplicht zag aanzienlijke middelen te besteden aan de voorbereiding van wetenschappelijke dossiers, wat uiteindelijk volstrekt nutteloos bleek te zijn daar de Commissie onverwacht haar standpunt met betrekking tot bepaalde bezwaren heeft herzien. Verzoekers voeren daarenboven aan dat de bestreden uitvoeringsverordening de beleidsdoelstellingen op het gebied van de mededinging ondermijnt die ten grondslag liggen aan het gedwongen afstoten van FPS, dat de Commissie zelf heeft opgelegd aan Dow/DuPont om te vermijden dat deze een machtspositie in de EER-markt voor herbiciden voor granen zou innemen. Door de evaluatieprocedure voor FPS niet naar behoren uit te voeren, is de Commissie haar zorgplicht niet nagekomen en heeft zij beginselen van behoorlijk bestuur en DuPont’s gewettigd vertrouwen geschonden.