Home

Zaak C-66/18: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 oktober 2020 — Europese Commissie / Hongarije (Niet-nakoming – Ontvankelijkheid – Bevoegdheid van het Hof – Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten – Artikel XVI – Markttoegang – Lijst van specifieke verbintenissen – Voorwaarde van het bestaan van een vergunning – Artikel XX, lid 2 – Artikel XVII – Nationale behandeling – In een derde staat gevestigde dienstverrichter – Nationale wettelijke regeling van een lidstaat waarbij voorwaarden worden opgelegd voor het verrichten van hogeronderwijsdiensten op zijn grondgebied – Vereiste dat er een internationale overeenkomst is gesloten met de staat van vestiging van de dienstverrichter – Vereiste van het aanbieden van een opleiding in de staat van vestiging van de dienstverrichter – Wijziging van de mededingingsvoorwaarden ten gunste van de nationale dienstverrichters – Rechtvaardiging – Openbare orde – Voorkomen van misleidende praktijken – Artikel 49 VWEU – Vrijheid van vestiging – Richtlijn 2006/123/EG – Diensten op de interne markt – Artikel 16 – Artikel 56 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Bestaan van een beperking – Rechtvaardiging – Dwingende reden van algemeen belang – Openbare orde – Voorkomen van misleidende praktijken – Kwalitatief hoogstaand onderwijs – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 13 – Academische vrijheid – Artikel 14, lid 3 – Vrijheid om instellingen voor onderwijs op te richten – Artikel 16 – Vrijheid van ondernemerschap – Artikel 52, lid 1)

Zaak C-66/18: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 oktober 2020 — Europese Commissie / Hongarije (Niet-nakoming – Ontvankelijkheid – Bevoegdheid van het Hof – Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten – Artikel XVI – Markttoegang – Lijst van specifieke verbintenissen – Voorwaarde van het bestaan van een vergunning – Artikel XX, lid 2 – Artikel XVII – Nationale behandeling – In een derde staat gevestigde dienstverrichter – Nationale wettelijke regeling van een lidstaat waarbij voorwaarden worden opgelegd voor het verrichten van hogeronderwijsdiensten op zijn grondgebied – Vereiste dat er een internationale overeenkomst is gesloten met de staat van vestiging van de dienstverrichter – Vereiste van het aanbieden van een opleiding in de staat van vestiging van de dienstverrichter – Wijziging van de mededingingsvoorwaarden ten gunste van de nationale dienstverrichters – Rechtvaardiging – Openbare orde – Voorkomen van misleidende praktijken – Artikel 49 VWEU – Vrijheid van vestiging – Richtlijn 2006/123/EG – Diensten op de interne markt – Artikel 16 – Artikel 56 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Bestaan van een beperking – Rechtvaardiging – Dwingende reden van algemeen belang – Openbare orde – Voorkomen van misleidende praktijken – Kwalitatief hoogstaand onderwijs – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 13 – Academische vrijheid – Artikel 14, lid 3 – Vrijheid om instellingen voor onderwijs op te richten – Artikel 16 – Vrijheid van ondernemerschap – Artikel 52, lid 1)

30.11.2020

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 414/2


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 oktober 2020 — Europese Commissie / Hongarije

(Zaak C-66/18) (1)

(Niet-nakoming - Ontvankelijkheid - Bevoegdheid van het Hof - Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten - Artikel XVI - Markttoegang - Lijst van specifieke verbintenissen - Voorwaarde van het bestaan van een vergunning - Artikel XX, lid 2 - Artikel XVII - Nationale behandeling - In een derde staat gevestigde dienstverrichter - Nationale wettelijke regeling van een lidstaat waarbij voorwaarden worden opgelegd voor het verrichten van hogeronderwijsdiensten op zijn grondgebied - Vereiste dat er een internationale overeenkomst is gesloten met de staat van vestiging van de dienstverrichter - Vereiste van het aanbieden van een opleiding in de staat van vestiging van de dienstverrichter - Wijziging van de mededingingsvoorwaarden ten gunste van de nationale dienstverrichters - Rechtvaardiging - Openbare orde - Voorkomen van misleidende praktijken - Artikel 49 VWEU - Vrijheid van vestiging - Richtlijn 2006/123/EG - Diensten op de interne markt - Artikel 16 - Artikel 56 VWEU - Vrij verrichten van diensten - Bestaan van een beperking - Rechtvaardiging - Dwingende reden van algemeen belang - Openbare orde - Voorkomen van misleidende praktijken - Kwalitatief hoogstaand onderwijs - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 13 - Academische vrijheid - Artikel 14, lid 3 - Vrijheid om instellingen voor onderwijs op te richten - Artikel 16 - Vrijheid van ondernemerschap - Artikel 52, lid 1)

(2020/C 414/02)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: V. Di Bucci, L. Malferrari, B. De Meester en K. Talabér-Ritz, gemachtigden)

Verwerende partij: Hongarije (vertegenwoordigers: M. Z. Fehér en G. Koós, gemachtigden)

Dictum

1)

Door de maatregel van § 76, lid 1, onder a), van de Nemzeti felsőoktatásról szóló 2011. évi CCIV. törvény (wet nr. CCIV van 2011 betreffende het nationaal hoger onderwijs), zoals gewijzigd bij de Nemzeti felsőoktatásról szóló 2011. évi CCIV. törvény módosításáról szóló 2017. évi XXV. törvény (wet nr. XXV van 2017 tot wijziging van wet nr. CCIV van 2011 betreffende het nationaal hoger onderwijs) vast te stellen, die de uitoefening, in Hongarije, door buiten de Europese Economische Ruimte gevestigde buitenlandse hogeronderwijsinstellingen van een opleidingsactiviteit die tot de toekenning van een diploma leidt, afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de Hongaarse regering en de regering van de staat van vestiging van de betrokken instelling een internationale overeenkomst hebben gesloten, is Hongarije de verplichtingen niet nagekomen die op hem rusten krachtens artikel XVII van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten, opgenomen in bijlage 1 B bij de te Marrakesh ondertekende Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, die is goedgekeurd bij besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten.

2)

Door de maatregel van § 76, lid 1, onder b), van de Nemzeti felsőoktatásról szóló 2011. évi CCIV. törvény (wet nr. CCIV van 2011 betreffende het nationaal hoger onderwijs), zoals gewijzigd bij de Nemzeti felsőoktatásról szóló 2011. évi CCIV. törvény módosításáról szóló 2017. évi XXV. törvény (wet nr. XXV van 2017 tot wijziging van wet nr. CCIV van 2011 betreffende het nationaal hoger onderwijs), vast te stellen, die de uitoefening, in Hongarije, van de activiteit van buitenlandse hogeronderwijsinstellingen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat zij een hogeronderwijsopleiding aanbieden in hun vestigingsstaat, is Hongarije, voor zover deze bepaling van toepassing is op buitenlandse hogeronderwijsinstellingen die hun zetel hebben in een derde staat die lid van de Wereldhandelsorganisatie is, de verplichtingen niet nagekomen die op hem rusten krachtens artikel XVII van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten, opgenomen in bijlage 1 B bij de te Marrakesh ondertekende Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, die is goedgekeurd bij besluit 94/800, en, voor zover deze maatregel van toepassing is op buitenlandse hogeronderwijsinstellingen die hun zetel in een andere lidstaat hebben, de verplichtingen niet nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 49 VWEU en artikel 16 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.

3)

Door de maatregelen van § 76, lid 1, onder a) en b), van de Nemzeti felsőoktatásról szóló 2011. évi CCIV. törvény (wet nr. CCIV van 2011 betreffende het nationaal hoger onderwijs), zoals gewijzigd bij de Nemzeti felsőoktatásról szóló 2011. évi CCIV. törvény módosításáról szóló 2017. évi XXV. törvény (wet nr. XXV van 2017 tot wijziging van wet nr. CCIV van 2011 betreffende het nationaal hoger onderwijs) vast te stellen, is Hongarije de verplichtingen niet nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 13, artikel 14, lid 3, en artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

4)

Hongarije wordt verwezen in de kosten.


(1)PB C 211 van 18.6.2018.