Home

Zaak C-681/18: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 14 oktober 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale ordinario di Brescia — Italië) — JH / KG (Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Richtlijn 2008/104/EG – Uitzendarbeid – Artikel 5, lid 5 – Gelijke behandeling – Passende maatregelen met het oog op voorkoming van misbruik van uitzendarbeid – Verplichting van de lidstaten om achtereenvolgende opdrachten te voorkomen – Geen beperking in de nationale regeling – Vereiste van uniforme uitlegging)

Zaak C-681/18: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 14 oktober 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale ordinario di Brescia — Italië) — JH / KG (Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Richtlijn 2008/104/EG – Uitzendarbeid – Artikel 5, lid 5 – Gelijke behandeling – Passende maatregelen met het oog op voorkoming van misbruik van uitzendarbeid – Verplichting van de lidstaten om achtereenvolgende opdrachten te voorkomen – Geen beperking in de nationale regeling – Vereiste van uniforme uitlegging)

7.12.2020

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 423/2


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 14 oktober 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale ordinario di Brescia — Italië) — JH / KG

(Zaak C-681/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Richtlijn 2008/104/EG - Uitzendarbeid - Artikel 5, lid 5 - Gelijke behandeling - Passende maatregelen met het oog op voorkoming van misbruik van uitzendarbeid - Verplichting van de lidstaten om achtereenvolgende opdrachten te voorkomen - Geen beperking in de nationale regeling - Vereiste van uniforme uitlegging)

(2020/C 423/02)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale ordinario di Brescia

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: JH

Verwerende partij: KG

Dictum

Artikel 5, lid 5, eerste volzin, van richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale wettelijke regeling die geen grenzen stelt aan het aantal achtereenvolgende opdrachten van dezelfde uitzendkracht bij dezelfde inlenende onderneming, en die voor het rechtmatige gebruik van de terbeschikkingstelling van werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet de voorwaarde stelt dat er technische redenen of redenen in verband met vereisten op het gebied van de productie, de organisatie of vervanging van personeelsleden bestaan. Daarentegen moet deze bepaling ook aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat een lidstaat geen enkele maatregel neemt om het tijdelijke karakter van uitzendarbeid te waarborgen, en dat een nationale regeling in geen enkele maatregel voorziet die voorkomt dat aan dezelfde uitzendkracht achtereenvolgende opdrachten bij dezelfde inlenende onderneming worden toevertrouwd om de bepalingen van richtlijn 2008/104 in haar geheel te omzeilen.


(1)PB C 35 van 28.1.2019.