Zaak C-66/18: Beroep ingesteld op 1 februari 2018 — Europese Commissie/Hongarije
Zaak C-66/18: Beroep ingesteld op 1 februari 2018 — Europese Commissie/Hongarije
18.6.2018 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 211/7 |
Beroep ingesteld op 1 februari 2018 — Europese Commissie/Hongarije
(Zaak C-66/18)
(2018/C 211/10)
Procestaal: Hongaars
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: V. Di Bucci, L. Malferrari, B. De Meester en K. Talabér-Ritz, gemachtigden)
Verwerende partij: Hongarije
Conclusies
De Commissie verzoekt het Hof:
— | vast te stellen dat Hongarije niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens
|
— | Hongarije te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Wet CCIV van 2011 betreffende het nationaal hoger onderwijs vormt de rechtsgrondslag voor het verrichten van diensten op het gebied van hoger onderwijs in Hongarije. § 76, lid 1, onder a), daarvan bepaalt dat een buitenlandse instelling voor hoger onderwijs op Hongaars grondgebied opleidingen die worden afgesloten met een diploma slechts mag aanbieden als tussen de Hongaarse regering en de regering van de staat waar de buitenlandse instelling voor hoger onderwijs gevestigd is, een bindende internationale overeenkomst is gesloten inzake de principiële steun waarop de instelling kan rekenen om in Hongarije een activiteit uit te oefenen. In het geval van een federale staat wordt een dergelijke overeenkomst gebaseerd op een voorafgaandelijk met de centrale regering gesloten overeenkomst wanneer deze laatste niet bevoegd is om bindende internationale overeenkomsten te sluiten.
Voorts bepaalt § 76, lid 1, onder b), van wet CCIV van 2011 dat buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs die activiteiten ontplooien in Hongarije, in het land waar zij gevestigd zijn als instelling voor hoger onderwijs moeten zijn erkend door de staat en concreet opleidingen op het niveau van het hoger onderwijs moeten aanbieden.
Op 27 april 2017 heeft de Commissie tegen Hongarije een procedure wegens niet-nakoming ingeleid in verband met wet CCIV van 2011, zoals gewijzigd.
Aangezien de Commissie geen genoegen kon nemen met het antwoord van Hongarije heeft zij dit land op 14 juli 2017 een met redenen omkleed advies gestuurd, waarmee zij is overgegaan tot de volgende fase van de procedure wegens niet-nakoming.
Omdat de Commissie ook het antwoord op het met redenen omkleed advies ontoereikend achtte, heeft zij besloten de zaak voor te leggen aan het Hof met het verzoek vast te stellen dat Hongarije de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens artikel XVII GATS, artikel 16 van richtlijn 2006/123/EG, de artikelen 49 VWEU en 56 VWEU, alsook artikel 13, artikel 14, lid 3, en artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.