Beroep ingesteld op 29 oktober 2018 — ZQ / Commissie
(Zaak T-647/18)
(2019/C 16/65)
Procestaal: Italiaans
Partijen
Verzoekende partij: ZQ (vertegenwoordiger: C. Cortese, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— | de bestreden besluiten nietig te verklaren en met name, a) | het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van 15 december 2017, dat op 18 december 2017 in ARES is ingeschreven onder HR.E.2/AS/Ares (2017), betreffende „Request for assistance D/374/17” en waarbij het verzoek om bijstand wordt afgewezen, nietig te verklaren; |
b) | voor zover nodig, het besluit van het TABG van 19 juli 2018 tot afwijzing van verzoekers klacht N. R/187/18, HR.E.2/Ares (2018) nietig te verklaren; |
c) | de Commissie te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van de onwettigheden in het bestreden besluit of die welke nauw verband daarmee houden en welke op 1 000 000 EUR wordt begroot; |
|
en voorts
— | de Commissie te verwijzen in de proceskosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
De verzoekende partij komt in casu op tegen de weigering van de Commissie om haar verzoek om bijstand, dat betrekking heeft op het geweld waarvan zij slachtoffer is wegens haar seksuele geaardheid, toe te wijzen.
Ter ondersteuning van haar beroep voert zij drie middelen aan.
1. | Eerste middel, ontleend aan een kennelijke beoordelingsfout. — | In dit verband betoogt zij dat de kennelijke beoordelingsfout duidelijk blijkt uit de vooringenomen mening die in hetzelfde besluit is verwoord, namelijk dat haar beweringen niet geloofwaardig zijn omdat zij betrekking hebben op een zeer lange periode, zonder dat zij formeel een klacht heeft ingediend. |
— | Het bestaan van een vooringenomen mening zou ook de enige verklaring zijn voor het feit dat het TABG uit het bestreden besluit een aantal gemelde incidenten heeft weggelaten waarover geen beoordeling had plaatsgevonden. |
— | Haar beweringen van vermeend geweld zouden zijn afgedaan als normale voorvallen van slechte organisatie of gewone conflicten op het werk. |
|
2. | Tweede middel, ontleend aan schending van het recht. In dit verband wordt betoogd: a) | er is sprake van een onjuiste toepassing van het begrip geweld, namelijk dat de pleger van het geweld boos opzet (animus nocendi) moet hebben; |
b) | er is sprake van de toepassing van een bewijsnorm die niet in overeenstemming is met de door het toepasselijke recht vereiste bewijsnorm (beginsel van bewijs), namelijk bewijs dat verder gaat dan redelijke twijfel over het bestaan van de feiten en van hun ondubbelzinnige juridische kwalificatie; |
c) | er is sprake van de toepassing van een bewijsnorm die kennelijk onjuist is voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van klachten in verband met de verstreken tijd; |
d) | er is sprake van de niet-nakoming van de verplichting om bij geloofwaardige beweringen ambtshalve een onderzoek in te stellen. |
|
3. | Derde middel, ontleend aan het ontbreken of de ontoereikendheid van de motivering. — | In dit verband wordt betoogd dat het bestreden besluit, zelfs indien men de gronden in het besluit tot afwijzing van de klacht mede in beschouwing neemt, in ruime mate ontoereikend is gemotiveerd. |
|
Wat de schadevordering betreft, wordt betoogd dat in casu wordt voldaan aan alle voorwaarden die de rechtspraak voor de toekenning daarvan stelt.