Zaak C-302/19: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 25 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Istituto nazionale della previdenza sociale / WS (Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2011/98/EU – Rechten van werknemers uit derde landen met een gecombineerde vergunning – Artikel 12 – Recht op gelijke behandeling – Sociale zekerheid – Wettelijke regeling van een lidstaat die de gezinsleden van een houder van een gecombineerde vergunning die niet verblijven op het grondgebied van die lidstaat uitsluit voor de vaststelling van het recht op gezinsbijslag)
Zaak C-302/19: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 25 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Istituto nazionale della previdenza sociale / WS (Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2011/98/EU – Rechten van werknemers uit derde landen met een gecombineerde vergunning – Artikel 12 – Recht op gelijke behandeling – Sociale zekerheid – Wettelijke regeling van een lidstaat die de gezinsleden van een houder van een gecombineerde vergunning die niet verblijven op het grondgebied van die lidstaat uitsluit voor de vaststelling van het recht op gezinsbijslag)
1.2.2021 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 35/11 |
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 25 november 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Istituto nazionale della previdenza sociale / WS
(Zaak C-302/19) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 2011/98/EU - Rechten van werknemers uit derde landen met een gecombineerde vergunning - Artikel 12 - Recht op gelijke behandeling - Sociale zekerheid - Wettelijke regeling van een lidstaat die de gezinsleden van een houder van een gecombineerde vergunning die niet verblijven op het grondgebied van die lidstaat uitsluit voor de vaststelling van het recht op gezinsbijslag)
(2021/C 35/13)
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Corte suprema di cassazione
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Istituto nazionale della previdenza sociale
Verwerende partij: WS
Dictum
Artikel 12, lid 1, onder e), van richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan de gezinsleden van de houder van een gecombineerde vergunning in de zin van artikel 2, onder c), van deze richtlijn die niet op het grondgebied van die lidstaat maar in een derde land verblijven, niet in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van het recht op een socialezekerheidsuitkering, terwijl de gezinsleden van een onderdaan van die lidstaat die in een derde land verblijven wel in aanmerking worden genomen.