Home

Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 22 oktober 2020

Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 22 oktober 2020

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
22 oktober 2020

Uitspraak

Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 22 oktober 2020 – EKETA/Commissie

(Zaak C‑273/19 P)(*)

"„Hogere voorziening - Arbitragebeding - Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 - Artikel 52 - Verordening (EG) nr. 2321/2002 - Besluit nr. 1513/2002/EG - Subsidieovereenkomst - Sensation-project - Zesde kaderprogramma - Subsidiabele kosten - Belangenconflicten - Bewijslast - Arbeidstijdoverzichten - Auditverslag - Bewijswaarde - Beginsel van goed financieel beheer - Evenredigheidsbeginsel”"

Hogere voorzieningMiddelenOnjuiste beoordeling van de feitenNiet-ontvankelijkheidToetsing door het Hof van de uitlegging van een contractuele bepalingUitgesloten

(Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 169)

(zie punten 48, 110, 118)

Hogere voorzieningMiddelenToetsing door het Hof van de beoordeling van de feiten en de bewijzenUitgesloten, behoudens het geval van een onjuiste opvattingMiddel inzake onjuiste opvatting van de bewijzenMateriële onjuistheid van de feitelijke vaststellingen die niet uit de processtukken voortvloeienNiet-ontvankelijkheid

(Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 169, lid 2)

(zie punt 49)

Hogere voorzieningMiddelenOnjuiste beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaalNiet-ontvankelijkheidToetsing door het Hof van de beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaalUitgesloten, behoudens het geval van een onjuiste opvattingNiet-inachtneming van de bewijsregelsOntvankelijkheid

(Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)

(zie punten 50, 51)

Gerechtelijke procedureBewijsBewijswaardeBeoordelingsbevoegdheid van het Gerecht

(zie punt 69)

Begroting van de Europese UnieFinanciële bijstand van de UnieVerplichting van de ontvanger om de voorwaarden voor toekenning van de bijstand in acht te nemenFinanciering uitsluitend voor daadwerkelijk gedane uitgavenBewijs dat de gedeclareerde kosten daadwerkelijk zijn gemaaktVerdeling van de bewijslast

(Art. 317 VWEU)

(zie punten 74, 77)

Hogere voorzieningMiddelenOntoereikende of tegenstrijdige motiveringOntvankelijkheidOmvang van de motiveringsplichtImpliciete motivering door het GerechtToelaatbaarheidVoorwaarden

(Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)

(zie punt 88)

Beroep tot nietigverklaringMiddelenOntbrekende of ontoereikende motiveringMiddel dat verschilt van het middel betreffende de materiële wettigheid

(Art. 296 VWEU)

(zie punt 89)

Begroting van de Europese UnieFinanciële bijstand van de UnieVerplichting van de ontvanger om de voorwaarden voor toekenning van de bijstand in acht te nemenRechtvaardiging van de gemaakte kostenDoor de Commissie ingestelde procedure tot terugvordering van de betaalde voorschottenTerugvordering van de financiering van de kosten die volgens een auditverslag niet subsidiabel zijnSchending van het evenredigheidsbeginselGeen

(Art. 317 VWEU)

(zie punten 127, 128)

Dictum

De hogere voorziening wordt afgewezen.

Ethniko Kentro Erevnas kai Technologikis Anaptyxis (EKETA) wordt verwezen in de kosten.