Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 1 oktober 2019
Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 1 oktober 2019
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 1 oktober 2019
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 1 oktober 2019 –
Szécsi en Somossy/Commissie
(Zaak C‑236/19 P)
"„Hogere voorziening - Institutioneel recht - Beroep tot schadevergoeding - Vermeende onrechtmatigheid vanwege het niet instellen van een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 258 VWEU - Discretionaire bevoegdheid van de Europese Commissie - Hogere voorziening kennelijk ongegrond”"
Hogere voorzieningMiddelenMiddelen die kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond zijnAfwijzing, op elk moment, bij met redenen omklede beschikking, zonder mondelinge behandeling
(Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 181)
(zie punten 12, 13)
Niet-contractuele aansprakelijkheidVoorwaardenOnrechtmatigheidNiet-inleiding van niet-nakomingsprocedure door de CommissieFeit dat geen onrechtmatigheid oplevertBeroep tot schadevergoedingNiet-ontvankelijkheid
(Art. 258 VWEU)
(zie punten 18, 23)
Beroep tot schadevergoedingVoorwerpVerzoek tot vergoeding van schade die is veroorzaakt doordat de nationale autoriteiten in strijd met het Unierecht handelenBevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties
(Art. 268 en 340, tweede en derde alinea, VWEU)
(zie punt 24)
Dictum
De hogere voorziening wordt kennelijk ongegrond verklaard.
István Szécsi en Nóra Somossy dragen hun eigen kosten.