Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 21 september 2022
Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 21 september 2022
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 21 september 2022
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 21 september 2022 –
Romatsa e.a.
(Zaak C‑333/19)(1)
"„Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Staatssteun - Artikelen 107 en 108 VWEU - Bilateraal investeringsverdrag - Arbitragebeding - Roemenië - Scheidsrechterlijke uitspraak waarbij schadevergoeding wordt toegekend - Besluit van de Europese Commissie waarbij deze vergoeding wordt aangemerkt als met de interne markt onverenigbare staatssteun en terugvordering ervan wordt gelast - Gedwongen tenuitvoerlegging van de scheidsrechterlijke uitspraak voor een gerecht van een andere lidstaat dan de lidstaat tot welke het besluit is gericht - Schending van het Unierecht - Artikel 19 VEU - Artikelen 267 en 344 VWEU - Autonomie van het Unierecht”"
1. Internationale overeenkomstenOvereenkomsten van de lidstatenOvereenkomsten daterend van voor de toetreding van een lidstaat tot de UnieBilateraal investeringsverdrag tussen het Koninkrijk Zweden en RoemeniëGevolgen van dit verdrag na toetreding tot de UnieBepaling op grond waarvan een investeerder uit een lidstaat een geschil met de andere lidstaat aan een scheidsgerecht kan voorleggenArbitragebeding in strijd met het UnierechtOntoelaatbaarheidGevolgInstemming van de lidstaat met een arbitragesysteem die zonder voorwerp is geraakt
(Art. 19, lid 1, tweede alinea, VEU; art. 267 en 344 VWEU)
(zie punten 33‑40)
2. Internationale overeenkomstenOvereenkomsten van de lidstatenOvereenkomsten daterend van voor de toetreding van een lidstaat tot de UnieBilateraal investeringsverdrag tussen het Koninkrijk Zweden en RoemeniëGevolgen van dit verdrag na toetreding tot de UnieBepaling op grond waarvan een investeerder uit een lidstaat een geschil met de andere lidstaat aan een scheidsgerecht kan voorleggenArbitragebeding in strijd met het UnierechtOntoelaatbaarheidGevolgVerbod voor nationale rechterlijke instanties om een scheidsrechterlijke uitspraak op grond van dat arbitragebeding ten uitvoer te leggen
(Art. 19, lid 1, tweede alinea, VEU; art. 267 en 344 VWEU)
(zie punten 41‑44 en dictum)
Dictum
Het Unierecht, in het bijzonder de artikelen 267 en 344 VWEU, moet aldus worden uitgelegd dat een gerecht van een lidstaat dat belast is met de gedwongen tenuitvoerlegging van de scheidsrechterlijke uitspraak die aan de orde is in besluit (EU) 2015/1470 van de Commissie van 30 maart 2015 betreffende steunmaatregel SA.38517 (2014/C) (ex 2014/NN) ten uitvoer gelegd door Roemenië – Scheidsrechterlijke uitspraak in de zaak Micula/Roemenië van 11 december 2013, ertoe gehouden is die uitspraak buiten toepassing te laten en deze dus in geen geval ten uitvoer mag leggen om de begunstigden ervan toe te laten de schadevergoeding te verkrijgen die hun daarin is toegekend.