Home

Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 2 december 2020

Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 2 december 2020

Gegevens

Instantie
Gerechtshof EU
Datum uitspraak
2 december 2020

Uitspraak

Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 2 december 2020 – Kalai/Raad

(Zaak T‑178/19)

"„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen tegen Syrië - Bevriezing van tegoeden - Rechten van de verdediging - Motiveringsplicht - Beoordelingsfout - Evenredigheid - Eigendomsrecht”"

Gerechtelijke procedureOverlegging van de bewijsstukkenTermijnTardieve bewijsaanbiedingenVoorwaarden

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 85, leden 1 en 3)

(zie punten 39, 40)

Beroep tot nietigverklaringMiddelenOntbrekende of ontoereikende motiveringMiddel dat verschilt van het middel betreffende de materiële wettigheid

(Art. 263 en art. 296, tweede alinea, VWEU)

(zie punt 52)

Handelingen van de instellingenMotiveringVerplichtingOmvangBeperkende maatregelen van bevriezing van tegoeden

(Art. 296, tweede alinea, VWEU)

(zie punten 53‑57)

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleidBeperkende maatregelen tegen SyriëBevriezing van tegoeden van bepaalde personen en entiteiten wegens de situatie in SyriëAard van deze maatregelenGeen strafrechtelijk karakter

[Beschikking van Raad (PESC) 2019/87; verordening 2019/85 van de Raad; besluit (GBVB) 2019/806 van de Raad; verordening 2019/798 van de Raad; besluit (GBVB) 2020/719 van de Raad; verordening 2020/716 van de Raad]

(zie punt 70)

Recht van de UnieBeginselenRechten van de verdedigingBevriezing van tegoeden van bepaalde personen en entiteiten wegens de situatie in SyriëVerplichtingen van de RaadMededeling aan de betrokkene van het bewijs dat tegen hem wordt aangevoerd en recht om te worden gehoordNiet-inachtnemingSchending van de rechten van de verdediging

[Art. 6, lid 1, VEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2; besluit (GBVB) 2019/87 van de Raad; verordening 2019/85 van de Raad; besluit (GBVB) 2019/806 van de Raad; verordening 2019/798 van de Raad; besluit (GBVB) 2020/719 van de Raad; verordening 2020/716 van de Raad]

(zie punten 78, 79, 83‑85)

Europese UnieRechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingenBeperkende maatregelen tegen SyriëOmvang van het toezicht

[Besluit (GBVB) 2019/87 van de Raad; verordening 2019/85 van de Raad; besluit (GBVB) 2019/806 van de Raad; verordening 2019/798 van de Raad; besluit (GBVB) 2020/719 van de Raad; verordening 2020/716 van de Raad]

(zie punten 95‑99, 114, 149)

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleidBeperkende maatregelen tegen SyriëBevriezing van tegoeden en economische middelenBeroep tot nietigverklaring dat is ingesteld door een invloedrijke zakenman die banden heeft met het Syrische regimePersoon op wie een besluit tot bevriezing van tegoeden betrekking heeftVerdeling van de bewijslastBesluit dat gebaseerd is op een geheel van aanwijzingenToelaatbaarheidVoorwaarden

[Besluit (GBVB) 2019/87 van de Raad; verordening 2019/85 van de Raad; besluit (GBVB) 2019/806 van de Raad; verordening 2019/798 van de Raad; besluit (GBVB) 2020/719 van de Raad; verordening 2020/716 van de Raad]

(zie punt 115)

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleidSpecifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten wegens de situatie in SyriëBesluit 2013/255/GBVB en verordening nr. 36/2012Vermoeden dat invloedrijke zakenlieden die in Syrië actief zijn, het Syrische regime ondersteunenToelaatbaarheidVoorwaardenWeerlegbaar vermoedenBewijslast

[Art. 29 VEU; besluit (GBVB) 2019/87 van de Raad; verordening 2019/85 van de Raad; besluit (GBVB) 2019/806 van de Raad; verordening 2019/798 van de Raad; besluit (GBVB) 2020/719 van de Raad; verordening 2020/716 van de Raad]

(zie punten 155‑157)

Gerechtelijke procedureMaatregelen tot organisatie van de procesgangMaatregelen van instructieBeoordelingsvrijheid van de UnierechterOmvang

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 88, 91‑104)

(zie punt 189)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (GBVB) 2019/87 van de Raad van 21 januari 2019 tot uitvoering van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB 2019, L 18 I, blz. 13), uitvoeringsverordening (EU) 2019/85 van de Raad van 21 januari 2019 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB 2019, L 18 I, blz. 4), besluit (GBVB) 2019/806 van de Raad van 17 mei 2019 tot wijziging van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB 2019, L 132, blz. 36), uitvoeringsverordening (EU) 2019/798 van de Raad van 17 mei 2019 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB 2019, L 132, blz. 1), besluit (GBVB) 2020/719 van de Raad van 28 mei 2020 tot wijziging van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB 2020, L 168, blz. 66), en uitvoeringsverordening (EU) 2020/716 van de Raad van 28 mei 2020 van de Raad van 28 mei 2020 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB 2020, L 168, blz. 1), voor zover die handelingen betrekking hebben op verzoeker, alsmede een verzoek krachtens artikel 268 VWEU tot vergoeding van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van die handelingen.

Dictum

Het beroep wordt verworpen.

Nader Kalai zal zijn eigen kosten dragen en die van de Raad van de Europese Unie.